Ajax fan

“Hoe is het trouwens met je vriend?” vroeg Koos en ging in afwachting van het antwoord wat beter op de barkruk zitten.
“Je bedoelt Arie Ajax?” antwoordde ik.  Koos knikte.
“Euh, goed denk ik. Iedereen van de familie is weer thuis gelukkig en volgens de laatste berichten gaat het prima met ze.” De barkeeper stopte met spoelen van de glazen en zei:
“Ik heb Arie al lange tijd niet meer gezien hier. Is hij er een tijdje tussenuit geweest?”
“Kwam het door die Ajax-tik van Arie?” vroeg dikke Jan die erbij was komen zitten.
“Ja, maar de behandeling heeft geholpen. Volgens mij is hij genezen.”
De mannen keken me vragend aan.

“Vertel eens, wat is er dan gebeurd?” vroeg dikke Jan en terwijl hij dat zei, zette hij de barkeeper met z’n wijsvinger aan het werk.
Ik vervolgde: “Je weet toch dat die gozer helemaal idolaat is van Ajax? Ondanks dat hij er zes uur voor in de auto moet zitten, is hij iedere thuiswedstrijd in de Arena op de F-side te vinden, samen met zijn oudste zoon Johan. Hij is zó leip van die club dat hij niet eens ziet wie de tegenstander is.” Dikke Jan schudde z’n bolle hoofd.
“Als je bij hem thuis komt weet je werkelijk niet wat je ziet. Zijn hele huis is Ajax. De portretjes en foto’s van de familie werden door hem vervangen door Piet Keizer, Johan Cruijff, Benny Muller en andere Ajax-grootheden uit het verleden. Zelfs de overleden familieleden moesten er aan geloven en lagen in een doos op zolder.
Alles is rood en wit daar. Zijn hond heet Ajax en zelfs heeft hij tegen de wil van zijn vrouw Toos, zijn vier kinderen naar de ‘godenzonen’ vernoemd. Johan is de oudste, dan heb je Dennis en die tweeling heet Vurnon en Anita. Toen Toos net hersteld was van die laatste moeilijke bevalling, wilde hij nog een kind bij haar verwekken, maar ze had zich inmiddels, zonder dat hij er weet van had, laten helpen. Arie was hevig teleurgesteld. Hij had er nog zo graag een klein El Hamdaoietje bij gehad. Toos werd helemaal gek van die vent.” 

“Laat me raden,” zei dikke Jan, “Dat werd ruzie?”
“Klopt, maar om het goed te maken, had hij de volgende dag een kadootje voor Toos meegebracht.” “Wat zat erin?” vroeg Koos nieuwsgierig.
“Een Ajax-speelpakje,” zei ik. “ En toen die eikel vroeg of ze bereid was haar blonde haren te laten permanenten en rood te verven, is ze geflipt. Ze begon hard te gillen en toen is ze Arie met een groot slagersmes achterna gerend. De buren hebben vervolgens 112 gebeld en toen die broeders Toos eindelijk te pakken hadden, is ze in een dwangbuis afgevoerd naar een gesloten inrichting.”
“Het is zonde,” zei Koos, “Dit hou je toch niet voor mogelijk?”
Ik ging verder: “Arie had het er moeilijk mee en na een gesprek met mijn vrouw, heeft ook hij zich vrijwillig laten opnemen in dezelfde inrichting.”
“Toen waren ze dus allebei opgeborgen?” zei Koos op droeve toon.
“En wat gebeurde er toen met die arme schapen?” vroeg de barkeeper bezorgd.
“Mijn vrouw en ik hebben toen drie maanden Vurnon, Anita en die teckel Ajax in huis gehad. De twee oudsten, Johan en Dennis, werden bij de familieleden ondergebracht.”
“Doe hier nog wat,” zei Koos tegen de barkeeper.
“Maar goed, ze zijn allemaal weer thuis en ik heb de indruk dat de therapie geholpen heeft. Van de week waren mijn vrouw en ik nog even bij ze langs gegaan om te kijken of alles in orde was en het viel me op dat hij niet één keer het woord Ajax in de mond heeft genomen. Sterker nog, Piet, Johan, Benny en de rest uit het Ajax-verleden waren weer vervangen door de vertrouwde familiefoto’s. Wel had hij het even over Feyenoord en dat die Rotterdammers met tien nul klop hadden gehad van PSV. Hij vond het zelfs erg voor die nul tien gasten.
“Nou dan is ‘ie zeker weer helemaal beter, want het woord Feyenoord heeft Arie nog nooit uit zijn strot kunnen krijgen,” zei dikke Jan wat lacherig.
“Ja jongens, volgens mij is Arie helemaal genezen van die Ajax-tik.”
“Tegen wie moet Ajax trouwens van het weekend?” vroeg Koos.
“Thuis tegen PSV. Dat wordt een makkie,” hoorden we een stem achter ons zeggen.
Toen we verbaasd omkeken, zagen we dat het Arie was die het antwoord gaf.
“Verrek, als je het over de duivel hebt...” mompelde Koos.
“Hé Arie!” zei de barkeeper. “Wat zal het zijn, een tappie of een flesje?”
“Doe mij maar een grote bessen met een toefje slagroom,” antwoordde Arie resoluut.
“Maar Arie, dat is toch voor een normaal mens niet te zuipen?” zei dikke Jan en trok daarbij een vies gezicht. “Kan best zijn,” zei Arie. “Maar het zijn wel de kleuren van Ajax.”
Arme Toos.