Remspoorboekje

In tegenstelling tot de NS hanteert mijn lichaam een perfecte dienstregeling. Dagelijks schiet bij mij twee keer een bruine trein uit de tunnel; één keer om drie minuten voor half acht ’s ochtends en ’s avonds om twaalf over half tien nog een keer. Ik hoef bij wijze van spreken niet eens meer te kijken of ie er aan komt. Dat is een zekerheidje.
De eerste keren heb ik natuurlijk wél mijn best gedaan om dit fenomeen van heel dichtbij te bestuderen. Met mijn bovenlichaam gebogen, zodanig dat mijn gezicht ter hoogte kwam van mijn eigen kruis, bracht dat dezelfde sensatie teweeg als wanneer je leunend op een viaduct daaronder vandaan een trein tevoorschijn ziet schieten. Gestaag en met afgewogen snelheid op zijn doel af koersend.
Jammer genoeg is lang niet alle sanitair even goed toegerust op een goede afwikkeling van dit lichamelijk verkeer. Thuis heb ik uiteraard het daarvoor vereiste porselein.
Maar het gebeurt me meer dan eens dat ik elders vertoef en dat ik mij gedwongen zie me zo tegen tien over half tien ‘s avonds terug te trekken. Nogmaals, als ik thuis ben is er niets aan de hand. Ik overhandig de visite de vuistdikke nog ongelezen zaterdagkrant en leef me vervolgens uit in de rol van seinwachter. Maar ben ik zelf op visite, dan kan ik het lot treffen met sanitair in aanraking te komen waarbij ik niet direct de dampende locomotief in het waterslot kan mikken. In zulke gevallen slaat de loc machteloos te pletter tegen het harde steen direct onder mij. De daarop volgende wagons verongelukken eveneens op tragische wijze en zo kan de aanblik na afloop doen denken aan een dramatisch spoorwegongeluk als gevolg van gesaboteerde rails of gebombardeerde spoordijken: de wagons liggen hevig ingedeukt over en door elkaar. De remsporen na het spoelen duiden op een alerte maar helaas tot mislukken gedoemde reactie van de machinist.
Machinist ja, want elke keer als ik nieuwsgierig dit dagelijkse tafereel met quasi-nonchalant glimlachende blik begeleid, zie ik in een flits hoe een spierwit weggetrokken hevig kronkelend organisme de trein in de juiste koers probeert te houden. Verder geen passagiers, want het betreft hier tweemaal daags een goederentrein. Bruingoed wordt ermee vervoerd naar een ver buitenland, uitsluitend te bereiken via een ingewikkeld onderaards metronetwerk,  waar het razend druk schijnt te zijn.

Heel af en toe zie ik mij genoodzaakt er een andere dienstregeling op na te houden. Of beter gezegd; als gevolg van een –gelukkig meestal maar tijdelijk- experiment is er zelfs van geen enkele dienstregeling sprake. De treinen rijden af en aan de hele dag door en soms met een enorme snelheid, zodanig dat ik niet eens de gelegenheid heb om het een en ander in alle rust te aanschouwen. Ik neem slechts een kort maar hevig gekletter waar en dan is het alweer muisstil. Niet effe zwaaien naar de machinist, niet die machtige wagons met trefzekere snelheid zien verglijden naar verre oorden. Nee, het betreft in dezen een onpersoonlijke, welhaast vervreemdende ervaring. Met de nodige risico’s bovendien, want het gaat doorgaans met zulke enorme snelheden gepaard dat niet zelden onderdelen van de trein tegen mijn kruis opspatten. Reden voldoende om van voortzetting van dergelijke vernieuwingen af te zien.
Meestal herstelt de situatie zich daarna vanzelf.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat ik ook –heel af en toe- te maken heb met opstoppingen. Dan zit ik verwachtingsvol te staren en dan komt er niets! Of slechts een enkele wagon, maar dan met grote vertraging. Vertraging die verklaarbaar is, gegeven de doorgaans ‘buitensporige’ afmetingen van de treinen.
Ook deze situatie herstelt zich doorgaans vanzelf. En dan rijden de treinen weer zó akelig scherp op tijd, dat het maar goed is dat dit schema destijds niet aan de uitvoerders van Hitler’s Endlösung bekend was.

Kortelings heb ik echter een zeer schokkende ervaring opgedaan. Een ontsporing zoals ik die maar zelden heb meegemaakt. Met gepaste trots had ik, zoals gebruikelijk, op mijn op maat gemaakte sanitair porselein plaatsgenomen en exact om 21.42 uur schoot mijn roestbruin gekleurde Thalys uit zijn tunnel tevoorschijn. De bijpassende zucht van opluchting werd direct daarna door mij reflexmatig weer ingeademd toen vanuit het waterslot plotseling een enorme berg van geschakeerd bruine wagons omhoog kwam.
In paniek en met de broek op de knieën vluchtte ik de huiskamer in, waar de visite verstoord opkeek van de bijlage van de zaterdagkrant. Een moment later werden ook mijn gasten door paniek bevangen toen de kruiende bruine berg als een gletsjer de huiskamer binnen kwam kruipen.
Nadat de rioolreinigingsservice was langs geweest en ik de boel had geridderd, hervond ik mijzelf in enige mate. Maar een droom is uitéén gespat. Jarenlang was ik immers in de rotsvaste overtuiging dat mijn trein zijn weg vond in het onderaardse. Onder mijn negentiende eeuwse huis voltrok zich echter dagelijks een ramp. Zonder verdere adequate ondertunneling kwamen de wagons van mij en mijn bovenburen op één grote gistende hoop terecht.
Mijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn.

En net als de NS heb ik nu ook schijt aan elke dienstregeling…

© Karel Kanit