Schotland(2)

Een half jaar geleden zat ik wat te surfen op het internet, op zoek naar een bijbaantje voor de zomer in Groot-Brittannië. Waarom daar? Ik studeer Engels, en omdat ik ten eerste nog nooit in Groot-Brittannië was geweest – en dan mezelf wel anglofiel noemen, maar dat terzijde – en omdat ik verder niet echt een plan had voor de zomervakantie, leek een maandje in Groot-Brittannië werken me wel een goed idee. Na een paar uurtjes alleen maar advertenties voor zomerkampen tegenkomen, stuitte ik op een advertentie in het Nederlands, van een Nederlands stel dat een bed and breakfast bezat in Lochinver, Schotland. Direct enthousiast heb ik gereageerd en na een hoop geregel en gedoe zit ik nu in Schotland! Deze maand dus iedere donderdag een column over mijn belevenissen. Deel 1 lees je hier.

Nu ik hier al bijna twee weken zit, begint de kou bijna te wennen. Als ik dan echter op de computer lees over mensen die lekker aan het bakken zijn op het een of andere strand in Turkije, Italië, Spanje of een ander warm land, dan moet ik toch wel eventjes wat jaloezie wegslikken. Bakken doe ik hier alleen met haggis en blackpudding voor het ontbijt, bruin worden alleen van de opspattende modder tijdens het wandelen of fietsen, en zwemmen in het vet van de fish and chips die ze hier bakken. Want mijn god, die zijn vet. Druipend.

De Schotten zelf, dat is een apart volk. Ik moet zeggen dat ik ze erg graag mag, afgezien van het veel te harde rijden over de veel te smalle bergweggetjes. Vorige week zijn we met de hele werkcrew hier – allen Nederlands, want de eigenaars zijn dat ook – naar een evenement in de Village Hall geweest. De Village Hall is een groot aftands gebouw midden in de dorpsstraat. We gingen er naar toe met het eeuwenoude volkswagenbusje van de eigenaar, dat bijna van ellende uit elkaar kiepert. Je mag niet tegen de deur aanleunen, want dan valt hij eruit, achter zijn er geen stoelen of riemen en moet je maar gewoon zorgen dat je niet bij iedere bocht tegen de wand aangesmeten wordt. Bij de Village Hall zetten we het busje midden op de parkeerplaats, de enige plaats waar nog wat ruimte was, achter een enorme camper. De sleutels kunnen gewoon in het contact blijven zitten want niemand jat je bus. Dat is hier zo prettig. De fietsen hebben geen slot of ketting nodig om te kunnen blijven staan, terwijl ze in Nederland zelfs mét slot én ketting nog meegenomen worden. De voordeur is altijd en eeuwig open, want niemand die binnenkomt om je huis leeg te roven. En de sleutels laat je keurig in je auto zitten, want als hij dan iemand in de weg staat, dan kan die hem makkelijk wegrijden! Vaak gebeurt het zelfs dat, als iemand een auto nodig heeft met spoed, hij of zij gewoon eentje kan pakken en de eigenaar doet er echt niet moeilijk over, als hij later maar gewoon weer op zijn plaats staat. Als ik over twee dikke weken weer thuis ben, ga ik dat het meeste missen, het vertrouwen in de medemens.

Maar goed, terug naar de Village Hall. Voordat we binnen gingen, moesten we twee pond per persoon betalen aan entreegeld. Dat lijkt veel, maar het hele gedoe was georganiseerd ten bate van de restauratie van de Village Hall zelf, een goed doel dus. Bovendien mocht je, eenmaal binnen, gratis koffie en scones halen in het keukentje, zo veel als je maar wilde. Binnen was er een tafel met boeken, een tombola – dan koop je enveloppen met lootjes, twenty pence per stuk, en op sommige lootjes zit een prijs. Ik had twee prijzen; een grote lap stof met allemaal Schotse spreekwoorden en een fles Spaanse rode wijn en dat voor twee pond aan lootjes! Best netjes. Verder was er een raffle – dan koop je ook lootjes maar dan worden later de nummers bekendgemaakt, en de prijzen die er op zitten. Het viel me op hoe het overgrote deel van de prijzen van de raffle én van de tombola toch uit drank bestond. Gin, wijn, wodka, en natuurlijk heel erg veel whisky. Het ‘binge-drinking’ oftewel comazuipen is een van de grootste maatschappelijke problemen in Groot-Brittannië en ook in Schotland is hier dus wel iets van te zien.

Het mooie ook van Schotten is dat ze heel gastvrij en open zijn. Omdat we met onze bazen, de eigenaars van het bed and breakfast gekomen waren, wisten ze automatisch dat we Nederlands waren. Eigenaar van een bed and breakfast zijn is hier niet zo bijzonder, want om de drie meter staat er eentje. Twee Nederlanders echter, zijn een ander verhaal; ongeveer de enige immigranten die hier wonen. Marrokanen, Turken of überhaupt mensen met een donkere huidskleur kom je hier niet tegen; ik heb er serieus nog niet één gezien.

Terug naar de gastvrijheid: de Schotse mensen begonnen tegen ons te praten alsof we oude vrienden waren die ze een lange tijd niet hadden gezien. Honderduit vroegen ze over waar we precies woonden in Nederland, wat we van het werk in het bed and breakfast vonden, of we genoten van de omgeving van Schotland en zo meer. Na een tijd kletsen, werden we onderbroken door de presentator van de veiling. Of we even stil wilden zijn want anders konden de mensen natuurlijk niet horen wat voor prachtige waren hij in de aanbieding had. De prachtige waren bestonden uit twee vergeelde kopieën van schilderijen van Nederlands meesters en twee tapijten die echt te spuuglelijk voor woorden waren, maar toch verkocht werden voor redelijk veel ponden! De enige reden die ik daar voor kan verzinnen is de ongelooflijke humor waarmee de veilingmeester zijn waren aan de man bracht; compleet in de stuipen van de slappe lach waren we. De ongelooflijk droge en soms wat zwartgallige humor liet zelfs de meest nuchtere Schot in de zaal niet koud. De ons-kent-ons sfeer van zo’n klein dorpje zorgde natuurlijk ook voor een aantal inside-jokes waar de hele zaal plat om lag maar waar wij niet zo veel van begrepen, maar dat hoort er bij.

Al met al een fantastische avond met fantastische mensen, als het hier niet zo ontzettend koud en afgelegen was dan zou ik hier wel willen wonen! Volgende week weer een nieuw deel in de Schotland-serie, beloofd.