Nachtritten: sexy lading (42) Volgende week slot

Hier lees je deel 41

Vicky’s wereld werd hermetisch afgesloten van alles wat leefde om haar heen. Zelfs Max en Fiona mochten niet meer bij haar komen. Alleen een speciaal uitgerust schoonmaakteam. Deze mensen waren van top tot teen bekleed met plastic. Mondkappen, een veiligheidsbril en een soort badmuts.
 
‘Ik heb mij nog nooit zo alleen gevoeld. Ik voel mij ziek. Ik wil dood, waarom ga ik niet dood?’ Vicky ijlde en wist niet meer wat ze zei.

‘Sjaak? Sjaak, wat doe jij hier?’ Een onschuldige schoonmaker van Marokkaanse afkomst dweilde rond haar bed. De schoonmaker zei niets. Hij keek haar heel even aan. En schrok. Vicky leek een levende geest. Ze was spierwit en erg afgevallen, na een week hoge koorts. De dokter kwam trouw iedere dag met zuster Astrid.
‘Dag, mevrouw van Straatten. Hoe voelt u zich vandaag?’ Pas na vijftien seconden leek Vicky te begrijpen wat hij vroeg.
‘O, goed. Mag ik nu naar huis? Waar is mijn kind? Heeft Sjaak mijn kind al meegenomen? Die mannen kunnen toch ook wel iets doen? Hij was ook al niet bij de geboorte. Waar is die gozer?’
‘We gaan u antibioticum Vancomycine toedienen. Dat is redelijk giftig, u zult er nare bijwerkingen van hebben. Maar het moet.’
‘Nog rotter dan ik mij nu al voel? Zeg ik weet niet wat je mij gaat toedienen. U spreekt nog steeds geen Nederlands. Maar vervang het maar door een laatste spuitje. Ik heb alles al in dit leven. Een kind, ik heb de meest perfecte liefde gekend, dus ik kan doodgaan. Alsjeblieft, rek het allemaal niet zo.’ Na deze woorden viel Vicky weg. Het middel werd haar toegediend via haar infuus.

‘Astrid, het zal een zware nacht voor haar worden. Ik slaap in het ziekenhuis vannacht. Blijf jij waken bij haar?’ vroeg Vicky’s arts aan de nachtzuster. Hij maakte zich grote zorgen om Vicky. En terecht, ze zou de hel voelen en de hemel zien. Tussen de dimensies zag ze Sjaak scherp. In de grot, in het laatste huis waar ze samen op de bank hadden gevreeën. Het maakte haar rustig nu. Astrid bleef de hele nacht naast haar bed zitten en probeerde haar koel te houden met natte doeken. Vicky’s blonde haren hingen in natte slierten in haar gezicht. Het was duidelijk dat ze vocht. De volgende ochtend opende ze haar ogen. Vicky zag Astrid met haar hoofd in Vicky’s hand liggen. Vicky streelde met haar vingers over het jonge gezicht van Astrid.
‘Waarom zijn jullie toch zo toegewijd?’ fluisterde Vicky. Astrid schrok wakker en zag dat Vicky wakker was.
‘Ik heb honger, Astrid.’ Astrid hielp haar met eten. Ze verschoonde Vicky’s wond aan haar buik en waste haar daarna helemaal. Vicky viel weer in een diepe slaap. Ze sliep dagenlang achter elkaar. Inmiddels had haar behandelend arts toestemming gegeven om vloeibaar voedsel toe te dienen. Pas na een week werd het sein veilig gegeven. Dat wil zeggen dat ze weer bezoek mocht ontvangen. Wel met speciale kleding en met mondkap. Vicky was dolgelukkig met de komst van Fiona. En ze had besloten haar zoon Boy te nomen. Boy van Straatten-ten Damme. Ze gaf het door aan de zusters die voor Boy zorgden. Nog een paar dagen. Als de bacterie niet meer gevonden zou worden in haar keel en andere plekken zoals de bilnaad, dan zou ze veilig zijn. Maar Vicky wist dat ze er bovenop zou komen. Ze voelde zich iedere dag weer wat beter.

Een jonge zuster probeerde haar een nieuw infuus te geven. Het oude infuus was losgelaten van haar hand. Ze stak een paar keer mis, haar bloed gutste op de hagelwitte lakens. De jonge, onbekende nachtzuster haalde een ervaren kracht. Zij stak in een keer raak. Vicky was wel wakker geworden.
‘Wil je dat we je bed nu verschonen, Vicky?’
‘Ik lig met mijn been in mijn eigen bloed. Graag, het ziet er ook niet uit.’ De jonge zuster trok een pruillip. Het jonge wicht en de ervaren zuster verschoonden Vicky’s bed snel.
‘Ach meisje, iedereen moet iets leren.’ Vicky pakte de hand van het mooie jonge meisje. ‘Trek het je niet aan, schat. Het is allemaal al goed en als je collega niets zegt dan houd ik morgen ook mijn mond dicht. Okay?’ zei Vicky op een geruststellende toon tegen haar.
Er was ook bloed op de grond gedruppeld. De ervaren zuster meldde Vicky dat er straks een schoonmaker zou komen.’

De schoonmaker kwam met veel kabaal binnen. Hij stootte zijn kar tegen Vicky’s deur. Ze sliep al bijna en was geïrriteerd door het kabaal. Hij dweilde snel al het bloed weg en raakte de stang van haar infuus die daarna omviel. Bijna was de naald weer uit haar hand geschoten. Hij ving het hele gevaarte maar net aan op en zette het weer recht.
‘Wat onhandig bent u. Ze hebben er best veel moeite voor gedaan de naald er weer in te krijgen. Misschien moet u toch wat voorzichtiger doen.’
‘Ja, mevrouw.’ Vicky hoorde dat hij moeilijk Nederlands sprak. Hij brak de woorden op een aparte manier af. Hij dweilde gelijk haar hele kamer.
‘Ik vind het heel goed dat u uw werk zo goed wilt doen, maar het ging alleen om het bloed, meneer. Ik wil zo graag weer slapen.’
‘Ik begrijp, mevrouw, maar ik ben hier zo graag.’ Vicky was te moe om nog met deze man te discuteren. Ze viel in een diepe slaap.

Na een paar uur opende ze haar ogen. Het was nog nacht. Ze keek op de wekker die op haar nachtkastje stond, raakte hem aan zodat er licht in kwam. Ze zag een figuur op de makkelijke stoel in haar kamer slapen. Ze knipte het licht aan.
‘Vier uur, Jezus. Jezus! Wat doe jij hier man? Ben je nog steeds aan het dweilen?’ Ze zag de schoonmaker slapen. Hij schrok wakker.
‘Mevrouw, mevrouw, ik vind erg voor u.’
‘Sjaak?’ Haar hart sloeg over. Ook bij de schoonmaker sloeg het hart over, maar bij hem omdat Astrid binnenkwam.
‘Sjaak? Ik niet goed ken Sjaak. Maar ik wilde bewaken u.’ Vicky wist zeker dat het Sjaak niet was. Wat ze wel wist dat ze Sjaak zou gaan zoeken. Hij leefde ondanks alles nog steeds in iedere vezel van haar bewustzijn en onderbewustzijn.

‘Achmed, wat doe je hier nu nog?’ vroeg Astrid op een indringende toon.
‘Ach, het is niets, Astrid. Hij wilde mij bewaken. Dat is goed, Achmed. Maar de mensen zoals Astrid bewaken mij al. Ik vind het heel lief van je.’
‘Okay, mevrouw. Ik ga, dank u wel.’ Achmed verdween en stootte weer hard met zijn dweilkar tegen Vicky’s deur aan. De dranger van de deur was zeer aanhoudend op dicht zijn.
‘Neem het Achmed niet kwalijk. Hij is altijd zo bezorgd om bepaalde mensen. Het is niet de eerste keer dat hij dit doet.’
‘Het is al goed Astrid. Ik wil niet dat je iets tegen jouw chef of die van hem zegt hierover, okay?’
‘Natuurlijk niet, schat. Hij is een goudeerlijke man.’
‘Wanneer mag ik hier weg, Astrid? En wanneer mag ik Boy weer vasthouden?’
‘Zoveel vragen.’ Astrid trok Vicky iets op onder haar oksel zodat ze haar kussen kon opschudden. ‘Boy straks, en wanneer je weg mag? Ik zou het niet weten, maar ik schat nog een paar dagen.’
‘Okay, mijn kind straks, straks. Beloofd?’ Astrid streelde Vicky door het haar en haalde een blonde lok uit haar ogen.
‘Morgen ga ik je wassen en wat make-up opdoen. Dan voel je je alweer heel anders.’
Astrid verdween. Het was inmiddels een uur of vijf in de ochtend. Vicky viel weer in slaap. Ze voelde zich weer goed.

Straks was aangebroken. Vicky zoende en kuste haar kind totdat het bijna ging huilen. Daarna kirde Boy een beetje. Ze deed het nu iets voorzichtiger. Vicky hield haar neus in de kleine, korte, blonde haartjes van Boy. Astrid praatte tegen haar, ze luisterde wel maar hield haar neus op het bolletje van haar zoon. Boy bleef helemaal stil liggen in Vicky’s armen alsof hij wist dat hij bij zijn moeder was. Alsof hij wist dat het hier absoluut veilig was.
‘Vicky, je eigen dokter komt niet vandaag, er komt een andere dokter. Hij is wel op de hoogte van je situatie. Ik denk wel dat je deze leuker vindt.’ Vicky knikte, het maakte haar niet zoveel uit wie haar nieuwe dokter zou zijn en al helemaal niet of hij leuk zou zijn. Astrid had Boy weer weggebracht met de belofte dat ze hem na de make-up
en een lekkere wasbeurt weer zou halen. Na een uur lag Vicky helemaal klaar en mooi als vanouds te wachten op haar nieuwe arts.

De oude dokter had moeite met de dranger op Vicky’s deur net zoals Achmed al ervaren had. ‘O, en deze is leuker, Astrid? Hij is honderdvierentwintig jaar oud’, dacht Vicky.
‘Dag mevrouw, hoe gaat het?’ Hij liet zijn oude handen op de kunststof steun aan de achterkant van haar bed rusten en keek haar recht in de ogen.
‘Goed, mag ik naar huis?’ Hij glimlachte.
‘Niet zo snel, Vicky van Straatten. Je bent heel erg ziek geweest.’
‘Ja, en ik ben nu weer beter. Dus laat mij maar gaan.’ De oude man draaide zich om naar de wasbak achter hem.
‘Waar wilt u heen, mevrouwtje?’ Deze woorden sloegen als een bom in bij Vicky. Woorden en adem werden haar ontnomen. Ze kon alleen wat zacht gemompel uitbrengen.

‘Sjaak?’ fluisterde ze. ‘Sjaak, ben jij het? Sjaak, als jij het niet bent schud dan van nee met je hoofd.’ Het was stil, de oude man waste zijn handen. Hij deed de kraan uit en bleef staan, onbewegelijk. Ongeveer dertig seconden bleef het ijzig stil. Vicky voelde koorts, voelde dat haar hart een oorlog was begonnen met de omliggende organen.
‘Sjaak. Ik houd nog steeds van je. Als jij het bent, draai je om en haal die belachelijke vermomming eraf. Sjaak?’ De oude man deed handschoenen uit en trok het geplastificeerd masker snel van zijn gelaat. Hij rommelde aan zijn keel en deed daarna zijn doktersjas uit. En daarmee was hij ook zijn kleine bobbel aan de bovenkant van zijn rug kwijt.
‘Ja Vicky, ik ben Sjaak.’ Hij draaide zich om. Vicky zag zijn gezicht, het gezicht waar zij nog steeds van hield. Ze trok een kussen vanachter haar rug, deed het voor haar gezicht en begon te schreeuwen. Ze hield niet meer op. Alle emoties werden eruit geschreeuwd. Haar make-up werd weer een doorlooptragedie. Sjaak ging op de rand van haar bed zitten. Ze liet het kussen zakken, ook om weer te kunnen ademen.
‘Waarom weer die vermomming, Sjaak? Ik schrok mij kapot’, vroeg ze met betraande ogen.
‘Vicky, dat had je ook gedaan wanneer ik hier vrolijk voor je deur had gestaan. Ik dacht iets te doen wat je inmiddels van mij kent.’
‘Jezus Sjaak!’ gilde ze nu hard. Na een paar seconden kwam haar echte arts samen met Astrid naar binnen gestormd, de deurdranger was nu duidelijk de mindere.
‘Wie is dit?’ vroeg Astrid. ‘Jouw Sjaak?’
‘Ja, mijn Sjaak, Astrid. Laat ons maar. Het is goed.’ Astrid wilde weer weggaan maar de arts was vasthoudend en had de situatie niet echt duidelijk.
‘Ik begrijp er niet zoveel van, mevrouw van Straatten. Ik wilde u alleen even zeggen dat u morgen naar huis mag.’ Hij stond in de open deur, de dranger duwde hem naar buiten.
‘Is goed, dokter.’ Haar woorden stierven tegen de deur.

‘Sjaak. Ik heb duizend vragen, maar de eerste die ik heb is: kleed je uit en kom naast mij liggen.’ Sjaak keek haar aan, kleedde zich vliegensvlug uit en kroop tegen haar aan. Ze zeiden niets meer en vielen in slaap. Na een paar uur schrok Vicky wakker omdat Astrid de deur opende en om de hoek keek. Ze voelde Sjaak naast haar liggen. Zijn warme lichaam tegen dat van haar. Ze lag half op haar rug. Sjaak had zijn hand over haar buik gelegd, ze pakte hem voorzicht en legde hem naast de wond op haar buik. Ze draaide zich iets zodat ze zijn gezicht goed kon zien. Zijn gezicht was anders dan toen hij een paar uur geleden binnenkwam. Hij zag er totaal ontspannen uit. Ze draaide nog iets door zodat ze met haar gezicht tegenover zijn gezicht lag. Ze kon niet van hem afblijven, streelde zijn haar, zijn wangen, zijn heupen en zijn pik. Het voelde als vanouds. Ze voelde zich weer veilig, zoals ze zich altijd bij hem gevoeld had. Hij opende zijn ogen langzaam. Eerst keek hij geschrokken. Zoekend waar hij was, toen zag hij haar gezicht en de rust in zijn gezicht keerde terug.

‘Sjaak.’ Hij legde zijn wijsvinger op haar lippen.