Vrijheid of de dood

Het waren mooie woorden, op een ongerijmd congres. Ik zat achter in een zaaltje te luisteren naar een man die me enigszins depressief over kwam. De meeste mensen die ik voor me kon zien waren geïnteresseerd aan het knikken, of schreven korte notities op hun hand-outs of door het congrescentrum uitgedeelde kladblokken. Van die flutterige noteblocks met onderaan een grote W, als logo van het bedrijf. Op mijn blaadje stond alleen de datum, naam van de spreker en een lijn. Aan het einde van de lijn had ik een klein bloemetje getekend waar een vlinder boven vloog. Achter de vlinder had ik een horizon getekend met een boom, een huisje en een een opkomende zon. Van de zon had ik een gezicht gemaakt met een verwrongen grijns. Links van de mond had ik de karteltanden laten doorlopen in een abstract samenspel van rondjes, vierkantjes, driehoeken en onbestemde strepen en indiaans aandoende versieringen. Deze liepen langs de gehele rechter kantlijn door.

Ik zat te kijken naar de tekening. Er was iets mee, maar ik kon het niet helemaal goed plaatsen. Ergens was het geruststellend voor me om te weten dat ik zonder de inbreng van de man die voor de zaal zijn praatje stond te houden een goed leven leiden kon. En goed is een maatstaf die niet te controleren is. Het gevoel dat de tekening me gaf was meer dan alleen het weinig definieerbare 'goed', overigens. Ik had talent voor het verdoen van mijn tijd, ook als ik geacht werd om die tijd goed te besteden omdat ik het had verkocht. Uit mezelf ga ik natuurlijk niet naar congressen, zeker niet over het onderwerp waar dit congres over ging. Wat precies het onderwerp van het congres was weet ik niet meer. Alleen dat het weinig interessant genoeg was om te onthouden. Mijn werk stuurde me nooit naar leuke, spannende of anderszins onderhoudende congressen. En echt talent voor tekenen heb ik nooit gehad, dus het gevoel van voldoening dat ik kon leven zonder te zijn waar ik nu was, en met een tekening die nergens over ging, kon ik er weer tegenaan tot de lunch.

Links naast me zat een jongen, ongeveer van mijn leeftijd, jasje maar geen das. Mooie spijkerbroek en goeie geknipte haren. Ook hij keek naar mijn tekening. Eerst lette ik er niet op, maar hij bleef enkele seconden naar mijn tekening kijken, om vervolgens iets op zijn blaadje te schrijven. Daarna keek hij weer naar mijn tekening, weer zijn blaadje, mijn tekening, en zo ging het even door. Het was voor mij spannend genoeg om even niks te veranderen aan mijn gedroedel. Wellicht had hij nu het idee van zijn leven, en dat wilde ik niet verpesten.

Omdat het nogal saai is om te kijken naar iemand die kijkt, luisterde ik naar de man die aan het spreken was. Datamining, cross-reference sales, de kat van ome Willem, spectraal analyse op risico gestuurd ondernemerschap. Langzaam begon ik het te begrijpen. Hij had zijn depressie verkocht, zoals ik mijn talent te koop had gezet. Van het hele verhaal van grofweg 300 slides in anderhalf uur, kon ik me nog maar een van zijn uitspraken herinneren.

"Als je je totaal niet afvraagt waarom je de dingen doet, die je doet, hoe kan je dan bijsturen? Welke kant wil je een organisatie op hebben? Het gaat helemaal niet om winst en verlies, het gaat niet om productie en verkoop, het doel van je persoonlijke drijfveer, is de inhoud van je missie."

Eerlijk gezegd vond ik het nogal gelul. Of eerder, het was een waarheid als een koe, verpakt ik een doos gelul. Mijn persoonlijke drijfveer was niet hier zijn. En de missie, mijn missie, moest daar op aansluiten. De jongen naast me was gestopt met kijken en schrijven. Met een verdwaasde blik staarde hij me aan. Ik keek op mijn blaadje en zag dat mijn hand onbewust bezig was geweest de tekening af te maken. Met krullen en kringen was de kantlijn gevuld tot waar het logo van het congrescentrum in watermerk onderaan het blaadje stond. Van de W had ik een kapitaal gemaakt, waar op volgde: "Wat hij zegt!"

Daaronder had ik een grote pijl naar links getekend, naar de jongen met zijn wereldschokkende idee. Toen ik me realiseerde wat ik had gedaan keek ik zijn kant op. Bijna verontschuldigend draaide hij zijn blaadje naar me toe. In regelmatig handschrift had hij regel voor regel dezelfde boodschap opgeschreven.
"Ik wil vrijheid, of dood..."
Even twijfelde ik. Toen stond ik op.
"Bedankt rotzak," zei ik tegen mijn buurman. Ik liep de zaal uit, weg van dat alles. Die dag heb ik rond gelopen in een voor mij onbekende stad. Eventjes de vrijheid gepakt, voor ik weer naar huis en het gewone leven ging.