Roger Federer

Was ik maar iets meer zoals Matthijs van Nieuwkerk. Was iedereen maar iets meer zoals hij.
Ik deel overigens zijn voorkeur voor iets te kleine blousjes, ben ook cultureel breed geïnteresseerd, en draag mijn haar ietwat warrig, maar dat is niet waar ik op doel.

Velen onder u zullen zich zijn tijd herinneren in het museumpje van Holland Sport, het enige echt leuke sportprogramma. Daar stond hij dan, als een kind zo blij, omringd door louter sporticonen, enthousiast te vertellen over ‘zijn’ helden. Zonder sneren of wanklanken gaf hij hun een heus eerbetoon.

Roger Federer is de beste tennisser aller tijden. Dat kan je bijna geen mening meer noemen. Om wat inspiratie op te doen voor dit werkje speurde ik even door Federers Wikipediapagina. De nagenoeg eindeloze reeks overwinningen, finales en halve finales duizelden voor mijn ogen. Mogelijkerwijs is hij niet alleen de beste tennisser ooit, maar simpelweg de grootste sporter aller tijden. Ik kan zo een, twee, drie, in elk geval geen sporter bedenken die meer prijzen op zijn palmares heeft staan.

Naast de ongelooflijke zegereeks - vandaag voegde hij alweer een met klinkende cijfers gewonnen Grand Slamfinale aan het rijtje toe - kan ik heel erg genieten van zijn stijl. Zijn forehand heeft een precisie die bijna machinaal is. Maar zijn spel is niet alleen technisch erg sterk; het heeft ook altijd iets wonderschoons, het is charmant, bijna fluweel.

Om hem dan ook maar die laatste veer in zijn kont te steken: het is een sympathieke en geestige gast. Over zijn finale tegen Murray zei hij: ‘Ik weet dat hij als eerste Britse tennisser in, wat zal het zijn, 150.000 jaar, wil winnen. Die arme jongen wordt hier maar voortdurend aan herinnerd, maar hij heeft het geweldig gedaan tot nu toe. Ik kijk uit naar de finale.’
Het siert en typeert Federer dat hij op deze manier de tegenstander uitdaagt, zonder daarbij respectloos te zijn. Zonder arrogant te zijn. Dat laatste is sowieso knap, zoveel winnen en dan zo bescheiden blijven, is niet velen gegeven.

Ik hou van deze tennisser, wij houden van hem. We plaatsen hem, terecht, op een voetstuk. We juichen graag voor Roger. Maar nu komt het vreemde. We juichen nog net iets harder wanneer hij van dat voetstuk dreigt te vallen. Wanneer de absolute koning van het tennis wankelt, worden wij allen weer alert.

De man wint zo krankzinnig veel dat we er aan gewend zijn geraakt. Hij is al zolang zeer indrukwekkend, dat we het niet langer als indrukwekkend bestempelen.

(Met Sven Kramer is het een beetje hetzelfde verhaal. Soms lijkt het alsof wedstrijden voornamelijk gaan om de tweede plaats, de eerste plaats is al vergeven aan Sven.
Lance Armstrong, in zijn hoogtijdagen, zelfde verhaal. Hoeveel mensen ik heb horen roepen dat het mooi zou zijn wanneer Lance het niet zo redden. Dat dan eindelijk de spanning terug zou zijn.)

Dat is raar. Niet onbegrijpelijk, maar toch raar. Door de gewenning krijgt Roger Federer niet altijd meer de waardering die hij verdient. Natuurlijk, we zijn vol lof over de man, maar hij verrast ons niet meer.

We moeten weer gaan beseffen dat het allemaal niet vanzelfsprekend is, dat er snoeihard gewerkt moet worden voor de prestaties. We moet dit soort prestaties gaan beleven zoals Matthijs van Nieuwkerk in zijn Holland Sportmuseum: vol ontzag, zonder sneren of klanken. De grootste tennisser ooit verdient een heus eerbetoon.

Ik hoop dat zijn voetstuk nog jaren wankelvrij meegaat.