Masturberen op de werkvloer

Maandag 14 december, een werkdag als alle andere. Althans, zo lijkt het. Er is echter wel degelijk iets wezenlijks veranderd ten opzichte van vorige week. En dat door een onbenullig statistiekje, in de wereld gebracht door een Deense krant. Wat is het geval? 60% van de mensen slaan op het werk zo nu en dan de hand aan zichzelf, zo becijferden de Denen. Onder het mom van ‘de batterij opladen’. Ontladen zul je bedoelen. Vandaag bekijk ik mijn collega’s dan ook met argusogen. Wie zitten er in de zelfhulpgroep van óns kantoor?
De eerste die ik tref is de secretaresse. Vorige week vertelde ze te zijn aangenomen vanwege haar vingervlugheid. Het zet me direct aan het denken. En dat op de vroege morgen. ‘Werk ze, ouwe rukker!’ heet ze me welkom. Maar dat laat ik niet zomaar over m’n kant gaan. ‘Ga je eigen mossel toch aankwispelen’, snerp ik het wicht toe. Wat denkt ze wel. Onnozel gaapt ze me aan voordat haar tien vingers opnieuw het toetsenbord bepotelen.

Uit mijn eigen vingers komt vandaag bijzonder weinig. Alleen, met een beetje mazzel, deze column. De reden van de improductiviteit zijn de noeste handwerkers. Die 60% blijft rondspoken in mijn hoofd. Elke keer als twee mensen mijn deur passeren, vraag ik me af wie van de twee vandaag de familiejuwelen gaat oppoetsen. Niemand die openlijk ervoor uitkomt een werkrukker (woord van het jaar 2010?) te zijn. Ik wil het ook absoluut niet weten, maar toch vraag ik het me af. Waarom doen die Denen in godsnaam zulk onderzoek?

Ik durf zelf ook eigenlijk niet meer naar het toilet. Stel je voor dat mijn collega’s mij als werkrukker gaan zien. Dat ze achter mijn rug naar elkaar knikken en knipogen als ik toevallig in de richting van de wc loop. Bovendien hou ik er niet van om te bouten in de zaadgeur van collega’s. Het is dus behelpen vandaag. Ophouden tot 18 uur is het credo. Oost, west, thuis schijt je het best, of zoiets. Hopelijk interpreteert men mijn verkrampte gezicht niet verkeerd.

Ik de pauze krijg ik geen hap door mijn mond. De yoghurt die de personeelsassistente naast me verorbert oogt ineens erg twijfelachtig. Als iemand vertelt over het potje tennis van gisteren, speelt hij voor mijn ogen het heren enkelspel onder zijn bureau. Bij de stafvergadering heb ik ook pardoes een geheel ander beeld.

Na de pauze komt er van werken nog steeds niets terecht. Zou mijn directe collega, aan het bureau tegenover me zittend, ook de lama laten spuwen? Misschien heeft hij het al gedaan. Telkens wanneer hij zijn stoel verlaat, zie ik in gedachten de klodders tegen de muren vliegen op het kleinste kamertje. Geen pretje, kan ik je vertellen. Was dat onderzoek maar nooit uitgevoerd. Dames schijnen op het werk ook een stuk minder vaak hoofdpijn te hebben dan ze hun partner willen laten geloven. Elke keer als een vrouwelijke collega, in een moment van onachtzaamheid, een hand onder het bureau laat bungelen, zie ik haar al wroeten in haar foef. Dat is bij mij op kantoor trouwens evenmin een onverdeeld genoegen. Een enkeling is zó lelijk, dat zelfs Tiger Woods zijn putter er niet in zou hangen. En dat wil wat zeggen tegenwoordig.

‘Ben je nou al klaargekomen met dat rapport!!?’ brult de baas in mijn deuropening. Een Freudiaanse verspreking hoop ik? Zou hij ook…? Ik wil het eigenlijk niet weten. Toch weiger ik zijn uitgestoken hand nadat ik hem vertel de opdracht al voor het weekend te hebben afgerond.

Allemachtig, het is alweer koffietijd. Dat scheutje melk laat ik vandaag wel zitten. Ik heb wel erg lang gedaan over deze onbenullige column. Maar ja, het typt ook niet gemakkelijk met één hand.....