Kloteklanten

Anderhalf uur ben ik al onderweg naar een verjaardag, maar er is nu geen houden meer aan: ik moet een plaspitstop maken. Nog net op tijd rem ik voor de tankshop aan de A12. Ik sprint naar de grote glazen toegangsdeur voor de toiletten aan de buitenkant: op slot. Shit! Ik snelwandel naar binnen. Gelukkig, geen rij. “Ik wil graag naar het toilet, maar de deur gaat niet open”, zeg ik quasi relaxed tegen het meisje achter de balie. Ze kijkt me niet-begrijpend aan. 

Een mannelijke collega draait zich vanachter de balie naar me om. Halflang, wit geblondeerd haar, zonnebankbruin gezicht, een strakke broek met veel glimmers en Sumatraans-tijgermotief. Dit moet de broer zijn van Dries Roelvink, God’s gift to women. 
“Spierballen gebruiken”, zegt hij grijnzend, terwijl hij met zijn armen Popeyegebaren maakt. “Gewoon een flinke schop geven tegen de deur. Of een flinke ram met je schouder. Weet je wat? Ik kijk wel mee”, gebaart hij naar het televisiescherm achter de balie waarop de glazen wc-ingang te zien is.

Ik moet nu echt heel nodig, heb geen tijd voor discussie en loop snel naar buiten. Ik kijk naar de camera boven de ingang, haal mijn schouders op en zwaai uit met mijn beste karatetrap sinds ik bij de gele band ben blijven steken. Mijn westernboot knalt flink. Het dubbelglas geeft echter geen duimbreed mee. 

Poging twee.
Ik loop drie meter achteruit, neem een aanloop en knal keihard met de zijkant van mijn lijf tegen de deur. 
Fuck!
Met een beurse schouder en een bijna ontzette heup loop ik terug richting de shop. Dries staat me grijnzend op te wachten, met zijn handen in zijn zij. 
“Het lukt niet, hè? Ik heb het gezien op de beelden. Gewoon harder douwen, dame.”

Ik ga netjes blijven. Ik moet nodig, maar ik ga netjes blijven. Ik haal diep adem. 
Snel terug naar de deuren. Al mijn concentratie gaat richting het afknijpen van mijn blaas. Daardoor lijkt een deel van mijn hersens buiten werking, het deel met het technische inzicht althans. Ik bekijk de deur, rammel flink aan het handvat en zie dat ook hier ergens iets klem zit. Een trap uitdelen lukt me niet meer, nu mijn benen dicht tegen elkaar moeten blijven om mijn blaas in een status quo te houden. 

Voor de derde keer snelwandel ik naar binnen. “Zou u misschien even mee willen lopen? Mij lukt het niet”, vraag ik met roodaangelopen hoofd. Dries geeft me een vette knipoog en legt de Aktueel neer. Wijdbeens en zelfverzekerd gaat hij me voor naar buiten. Ook hij neemt een aanloop. Een harde knal volgt.
 “Au!” 
Hij kijkt om zich heen om zeker te weten dat er niet teveel toeschouwers waren. Daarna rammelt hij nog eens goed aan de deur. 
“Oh, ik zie het al. Hij zit nog op de haak. Vanochtend vergeten eraf te doen.”
Hij loopt naar binnen. “En nu ben ik dus goed beurs”, roep ik hem nog na. Hij reageert niet meer. Ik kijk hem vol ongeloof na.
Even later hoor ik bij de deur een elektronische klik. Eindelijk! De toiletten zijn voor mij. En één voordeel: ik ben de eerste vandaag, dus ze zijn brandschoon.

Terwijl ik lichtgeblesseerd mijn blaas leeg, bedenk ik hoe treurig het in ons land vaak is gesteld met de klantgerichtheid. En dan heb ik het niet over klantvriendelijkheid, want een grote grijns opzetten: dat kan iedereen, zelfs Dries. Maar met klantgerichtheid bedoel ik een stukje initiatief tonen, meedenken of net even iets meer doen dan een klant van je verwacht. Wat een kleine moeite is het, om meteen even mee te lopen naar die deur die niet opent. Vooral als er verder geen klant in je winkel is. En wat een verschil met een land als Amerika, waar verkoopmedewerkers vaak hemel en aarde bewegen om je te helpen. Waar het gedrag van een Dries onherroepelijk tot een enkeltje naar huis zou leiden. 

Opgelucht stap ik weer in mijn auto. Ik kijk naar het ingepakte cadeau dat op de passagiersstoel ligt. Het is een boek van Egbert Jan van Bel dat al tijden op het verlanglijstje van de jarige staat: Kloteklanten. Vol verhalen over de relatie van bedrijven met hun klanten.
In de verte zie ik Dries weer voorovergebogen over zijn Aktueel staan.
Ik kijk weer naar het boek en twijfel, heel even.
Nee, ik ga gauw verder.
Parels voor de zwijnen.