Imagine

Imagine someone hands you a phone. A Samsung D600.
It takes beautiful pictures with a 2 megapixel camera.

You connect it to your TV. The images are fascinating.
You print wirelessly. Try to make sense of it all.
Suddenly, the phone rings. But no one's there.

With the Samsung D600, it's not that hard to imagine.




Je kent me wel. Ik ben die persoon die bij reclames steevast opmerkingen plaatst als: “Ze zouden het woord 'reclame' voor 'propaganda' moeten inwisselen. Ik zie mooiboy Oerlemans het al aankondigen. 'Voor we een gezin met achtentwintig kinderen tot in den treure gaan volgen met camera's, gaan we even naar de propaganda. Zo terug!'” Ik vind reclame, als generatiegenoot van een jeugd die niet eens wegzapt, maar wegklikt of ad-blockt, degeneratief en onnodig. Wat ik koop, koop ik wel omdat ik het uitgezocht heb, niet omdat een Leuk Vrouwke Me Dat Aanbiedt In De Commercial. Ik kijk sowieso weinig tv. De reclames die ik oppik, ken ik grotendeels van internet en betreffen vaak Amerikaanse producten die hier niet eens verkrijgbaar zijn. Bij het kijken van een Daily Show of Colbert Report komt er weleens eentje voorbij, sommige sites hebben vervelende popups met reclame-videootjes erin (hierbij refereer ik niet aan FOK!, met mijn kekke abo kom ik nooit een reclame tegen), af en toe kijk ik iets geinigs op Youtube. De intellectueel zal zeggen: áh! Weer zo'n type dat zégt onafhankelijk van reclame te opereren, niet beïnvloed te raken, maar ondertussen... ahhh! en vervolgens in een furie de reacties volspammen. Gelukkig ben ik ze ditmaal voor. Ik ben wel degelijk ontvankelijk voor reclame. Niet alle. De Postbus 51-propaganda gaat aan mij voorbij, Kip, het meest veelzijdige stukje vlees mag van mij regelrecht het rectum van de poeliers in en als ik de eindeloos herhaalde Coca-Cola-reclames zie, krijg ik spontaan zelfmoordneigingen, maar één bedrijf weet me keer op keer te bekoren. Te verleiden. Om te praten. Maar eerst naar de reclame.

Had u als kind ook zo'n angst voor ballen? Dat u wel trachtte sporten te beoefenen, maar daarin schromelijk faalde omdat u telkens die naderende bal vreesde, bang wegduikend zodra-ie aan kwam zwiepen? Dan heeft Ikea wat voor u. Pluche voetbal Sparka, verkrijgbaar in verschillende kleuren. Een knuffel, maar een bal tegelijk. Krijgt u deze tegen de neus of flank aangeschopt, dan lacht u erom en vervult een weken durend jolijt uw hart. U geeft die ooit zo gevreesde bal een dikke knuffel en gaat verder met uw dagelijkse beslommeringen. Knufbal Sparka. Voor maar twee euro.
Nee echt. Dat ding is geniaal. We beginnen weer met het programma:

Samsung. Vanaf het punt waarop ik een besef begon te vormen van de wereld om me heen, eind jaren negentig, was Nokia de onbetwiste marktleider. Toen nog rechthoekige koelkasten met een zwart/groen schermpje, maar ze waren onverwoestbaar en verkochten als warme worsten van de Hema. In de brugklas liep iedereen met een 3310. Mijn zus had een Swing 200 gehad, en daarmee was mijn kennis van mobiele telefoons op mijn dertiende wel compleet. Toen ik in de derde klas uiteindelijk zwichtte voor de druk en een eigen mobieltje aanschafte, was dat een vrolijk zwart-wit-oranje gekleurde Siemens met kleurenschermpje en, jawel, infrarood. Op een plezant maar mobifataal ritje in de Goliath halverwege 2005 viel het toestel na ruim een jaar tevreden gebruik uit mijn broekzak. Ik vond het vervelend, maar niet ontzettend. De hierboven aangehaalde reclame was toen veelvuldig op tv. Aangezien ik nog aardig wat tv keek toen ik zestien was, werd ik direct door de reclame gehypnotiseerd. Een mobiel die je aan je tv kon verbinden, BLITZ! NEU! Nooit vertoond. Twee megapixel. Geweldig voor die tijd. Draadloos printen. Allemaal tof, maar de reclame deed het 'm. Samsung maakt, keer op keer, geniale reclames. Mooi afgewerkte spotjes vol mysterie, met een zoetgevooisde voice-over en een zweem van exclusiviteit. Koop deze telefoon. Het is de beste. Imagine.

Dus sloot ik een abonnement van twee jaar af bij Orange, en kreeg ik er een D600 bij. Het ding heeft jaren gewerkt. Het heeft gebeld, ge-sms't, draadloos geprint, ge-mms't, ondeugende foto's gemaakt. Tot het scherm plots raar blauwig werd. Er kwam een paarse vlek bij. De bel-knop werkte niet meer. Al snel had ik er niets meer aan. Ik kocht in de tussentijd een tijdelijke simkaart en een nieuwe telefoon, die ik via Marktplaats had gekocht en persoonlijk in Hilversum ophaalde. Het was de telefoon die Neo/Mr. Anderson/Keanu Reeves in The Matrix op zijn werk krijgt in een Fed-Ex-pakketje. Het ding deed het wel, maar kon alleen sms'en in hoofdletters, had slechts plek voor 100 nummers en was na vier uur stand-by of een kwartier bellen leeg. De accu was dan ook al zes jaar oud. Mijn volgende telefoon was, jawel, een...

Imagine a millimeter. And the difference in style it can make.
With the ultra stylish new Samsung Ultra, it's not that hard to imagine.


De U600 zag er weer gelikt uit, dus ging ik opnieuw twee jaar in zee met Orange. De service is belabberd, de webwinkel en helpdesk dramatisch, de beleidsstructuur om gek van te worden. Het lijkt wel een multinational. Hoewel de D600 me twee jaar plezierde, wist de U600 daar niets van te bakken. Ultra mijn kont. Ultrasnel stuk, ja. Grappig, Word kent het woord ultrasnel. Geen rood kringeltje. Na een maand floepte het scherm uit, om nooit meer aan te floepen. Ik had er niets bijzonders mee uitgehaald. Het floepte zomaar weg. Ik belde naar Orange. Ik moest maar langskomen in de winkel. Ik kwam langs. Ah, ik had het online besteld! Dan moet ik ook naar de online helpdesk! Helaas pindakaas, fijne dag nog. Een nieuwe telefoon kreeg ik niet, noch korting, noch een abonnementsreductie, noch wat dan ook. Stank voor dank, dankuwel Orange. De telefoon ligt al een jaar in een laatje op apegapen. Ik viel tijdelijk terug op mijn Nokia-koelkast, mijn lichtend voorbeeld van de monopoliepositie die het bedrijf ruim een decennium op de mobieltjesmarkt bezette, mijn Matrix-aandenken, mijn stille daad van rebellie. Tot mijn zus vroeg of ik haar oude mobiel wilde hebben. Deed-ie het nog? Ja, zei ze. Okee, zei ik. Ja hoor. Kom maar op.

Wat zal het zijn? Sony-Ericsson, ik zie het je denken. Siemens. Nokia. Nee? Nee. Samsung. Huhh-uhh. Túúrlijk. Ik nam het ding – een (gelukkig zwart-grijze) ladyphone, nota bene – gretig aan en bel er nog steeds mee. Samsung, sja. Je hoort er heel veel slechts over. Ze houden het een maand vol, de software is klote, de interface zuigt, Nokia is beter, enzovoorts. Lezers die zich weleens op het FOK!forum begeven zullen er menig topic over in Klaagbaak voorbij hebben zien vliegen. Toch vlamde mijn hoop weer op, laatst. Over een paar maanden kan ik opnieuw de mobieltjesmarkt op en een keuze uit het aanbod maken. Mijn broertje was present toen we het spotje zagen. We keken, omdat hij 'm had aangezet, televisie. De reclame kwam langs. Van verschillende mensen had ik al  gruwelverhalen over het aangeprezen toestel gehoord; hoewel-ie pas enkele weken uit is, schijnen ze nu al massaler te sneuvelen dan soldaten bij Verdun. Mij botert het niet. Als ik die geweldig uitgedachte spotjes zie, de diepe, vertrouwenswaardige stem, het hippe design, dan val ik als een blok. Een beetje als de telefoon in dit spotje. Volgens mij wil ik deze hebben...