Erbij zijn en Bassie beleven

Als klein manneke vond ik het iets om naar uit te kijken. Hèt evenement van de grote vakantie. Dagen van te voren was ik er al mee bezig. Eigenlijk het hele jaar al. De vakantie zelf? Nee, de Kermis! Al vanaf het moment dat de eerste vrachtwagens en woonwagens op de parkeerplaats stationeerden begon mijn hart sneller te kloppen. Een weekje voordat het opbouwen begon, ging al kijken op de pleinen of er al met verf aangegeven stond welke machine waar zou komen. Drie dagen voor de opening begon het echte opbouwen. ’s Ochtends vroeg ging ik meteen na mijn boterhammetjes met pindakaas naar het dorpsplein. Om vijf uur even terug om te eten. Daarna weer kijken hoe de vrachtwagens zich tussen de andere kermisonderdelen manoeuvreren. Op de fiets hangend turen hoe al die mooie attracties in recordtijd opgezet werden. En welke kleur de Inktvis dat jaar had. Stoer groen of weer lelijk, meisjesachtig roze? Uren, nee dagen, heb ik staan kijken. Hittegolf of noodweer.

Vereerd was ik toen één van de opbouwers mij vroeg een frietje te halen. Het wisselgeld mocht ik houden. ‘Als je maar terugkomt, hè? Anders zwaait er wat!’ Natuurlijk kwam ik terug. Ik kreeg van hem een briefje van vijftig gulden. Nu zou ik er vandoor gaan, mooi verdiend. En kleine kans dat ik die kerel ooit nog zou zien. Maar toen ging ik met mijn hoofd in de wolken een frietje halen. Ik stond er zelfs op dat de dikke buik met blauwe tekeningen van alles wat slecht is, vieze werkhandschoenen en zwetend voorhoofd het wisselgeld terugnam. Een echte man. Een blok spieren. En vloeken: kutzooi hier, godverdomme daar, tyfusschroeven zus, schijtweer zo. Stoer!

En dan, vanaf zaterdagmiddag twee uur, naar de kermis, met iedereen die meewilde. Vijanden van het schoolplein werden vrienden, als we samen een kaartje kochten voor de botsauto’s. De vier leukste dagen van het jaar. En na afloop alles nabouwen met Lego. Compleet met geluidsboxen, nouja, een cassetterecorder met legowieltjes eronder. Nog even nagenieten.

De kermis is weer opgebouwd. Vandaag heb ik nog één kans om 'erbij te zijn en het te beleven'. Het lukt mij echter niet meer om er enthousiast over te worden. Misschien zijn er blauwe pilletjes voor, maar ik heb mijn kermislust verloren. Mogelijk komt het doordat er sinds mijn kinderjaren helemaal niets veranderd is aan de kermis hier. Ieder jaar komen dezelfde vrachtwagens met dezelfde attracties weer het plein opgereden.

Toch hebben de organisatoren, gemeenteambtenaren die volgens mij op autopilot staan (is dit een pleonasme?), een keer geprobeerd te vernieuwen. Vijf jaar geleden stond er een spookhuis. Nou zijn de meeste spookhuizen die ik gezien heb niet meer dan aaneengeschoven trailers waar je met een karretjes onder zwart plastic langs mislukte carnvalsoptochtattributen en Eftelingimmitaties rammelt. Nu stond er een spookhuis met echte, levende acteurs. Al bij het wachten om naar binnen te mogen, werd je al verrast door een gek met een kettingzaag, die onverwacht met veel herrie op je af kwam rennen. Je eerste hartaanval was een feit. Dat was al een goed teken: er stond een rij. Kennelijk toch iets te beleven daarbinnen. En binnen werd het alleen maar erger. Je moest zelf je weg kiezen en in iedere kamer gebeurde er wel iets. Vijf hartaanvallen en een trauma later mocht je zwetend en hijgend weer naar buiten. Je stond te popelen om aan je vrienden te vertellen dat dit spookhuis wel boeiend was. Voor het eerst sinds ‘Europa’s grootste reuzenrad’, zo’n tien jaar eerder, was de kermis weer een onderwerp van mond-tot-mondreclame in plaats van kritiek. Althans, het spookhuis.

Nu kenmerkt de kermis in Valkenswaard zich door het gebrek aan spectaculaire attracties en een onevenredig aantal gokkramen. Het vuurwerk is alweer niet teruggekeerd. Dit jaar is, behalve een roze dinsdag, Bassie het hoogtepunt. In alle lokale kranten staat de Adriaanloze slagroomtaartjesjunkie aangekondigd. Eén van de twee pleinen waar de kermis is opgebouwd is half leeg. Ik lees berichten over een ruzie tussen de gemeente en exploitanten over pachtgeld. Maar ik denk dat de vliegeniers in het gemeentehuis de autopilot eens hebben uitgeschakeld.
‘Weet je wat we doen? We vragen Bassie om de kermis op te leuken.’
‘Dat is toevallig! Ik heb vanmorgen een rode envelop met gele stippen erop gekregen. Bassie schrijft dat hij graag geld wil verd…ahum…kinderen wil vermaken op onze kermis. Ik wilde hem net bellen.’
‘We hebben wel een probleem. Bassie heeft wel veel ruimte nodig. Daarbij komt nog de ruimte die de kinderen en hun ouders nodig hebben.’
‘Dat is al opgelost. Ik geef een aantal exploitanten korting op de pacht. Andere exploitanten worden jaloers en gaan niet opbouwen. Bassie kan dan vrij manoeuvreren.’

Over tien jaar op posters aangekondigd: Erbij zijn en het beleven! Nostaligische kermis met op maandag vermaak voor de kinderen: Bassie.

Of zal-ie dan een onderdeel van het spookhuis zijn?