Mijn opa woonde in Duitsland

Mijn opa vertelt niet graag over de oorlog. In hem zit nog steeds dat verbeten jongetje, dat woedend wordt om de onrechtvaardigheid van de situatie. Vorig jaar kwam die woede plotseling naar boven. Precies een jaar geleden werd Myanmar overstroomd door de komst van Nargis, de cycloon. De junta ter plaatse weigerde in het begin alle buitenlandse hulp. Opa raakte in zichzelf gekeerd, van woede, om de domheid daar en de machteloosheid van de situatie. Toen in diezelfde tijd ook de Chinese provincie Sichuan werd getroffen door aardbevingen, toonde de media continu dezelfde beelden. Overstromingsleed, ingestorte huizen, wanhopige mensen, stof en resten. Opa werd boos. Er knapte iets.

Mei 1940. Johan was een klein, allochtoon jongetje in het land waar hij is opgegroeid: Duitsland. Hij is geboren als Nederlander, maar woonde tot dan toe in Duitsland. Het was nooit een probleem voor hem. Thuis sprak hij Nederlands met zijn Duitse moeder en zijn vader de wegenwerker, die voor zijn werk zijn vaderland had verlaten. Op school sprak kleine Johan Duits, net zoals bij het buiten spelen met zijn vriendjes. Zijn identiteit was nooit een probleem. Tot Hitler na Polen ook Nederland binnenviel.

De discriminatie begon kleinschalig. Wat kleine Jugendstormettertjes noemden hem de ‘Hollander’ op het schoolplein. Het leek onschuldig, maar het zette de tienjarige Johan apart. Hij kon er wel tegen. ‘Laat ze maar praten,’ zei zijn vader om hem moed in te praten. En dat deed hij. Tot het zich als een ziekte verspreidde en ten slotte ook in de klas terecht kwam. Zijn leraar steunde openlijk het politieke beleid en zag in hem iemand die hij kon onderdrukken. Als die ‘Hollander’ zijn sommen goed had gemaakt, dan moest hij wel hebben afgekeken van zijn middelmatige NSDAP-schatjes. Dus Johan kreeg straf. Flinke tikken met de liniaal, omdat hij een Nederlander was in het verkeerde land.

Johan wilde weg. Die wens werd ingewilligd, maar niet op de manier die hij had voorzien. Rheine had een klein vliegveld, waardoor het regelmatig het doelwit werd van bombardementen. Op een ochtend raakte een verdwaalde vliegtuigbom zijn woonwijk. Het huis lag in puin, met het hele gezin daaronder. Hij kwam bij bewustzijn en langzaam drong het tot hem door dat hij vast lag onder de resten van een muur. Hij had willen schreeuwen, maar het stof was op zijn longen geslagen en zijn keel was zo droog, dat het alleen maar meer pijn deed. Dus hij bleef wachten, tot de zon onder ging. Hij hoorde gehuil van zijn broertjes en zusjes. Het geluid sneed door zijn ziel, maar zolang ze huilden, waren ze nog in leven. Na een dag kwam er hulp. Hij werd onder het puin vandaan gehaald. Ze stuurden hem naar Hongarije.

In Hongarije kon hij een beetje tot zichzelf komen. Geen systematisch pestende kinderen meer, geen leraren die hem ten onrechte vernederden en sloegen, geen discriminatie, geen grootschalige bombardementen op een vliegveld in de buurt. Maar hij was alleen. Zijn broertjes en zusjes zijn thuis gebleven, of kwamen terecht bij andere gastgezinnen. Gelukkig spraken ze in Hongarije Duits. Maar hij bleef er eenzaam en bezorgd om zijn familie.

In mei 1945 keerde de 15-jarige Johan terug naar zijn ouders in Rheine. Niet voor lang. Hij was klaar met Duitsland, die met het nazisme en de oorlogszucht zijn jeugd vernietigd had. Hij was nu een man. Een man, die thuis kwam om zijn laatste bezittingen in een koffer te pakken en naar Nederland te vertrekken, waar hij werd opgevangen door zijn oom en tante. Het kind was uit de oorlog. Maar hoe haal je de oorlog uit dit kind?

Zijn oom en tante hebben hem alle liefde gegeven die hij zich kon wensen. Maar hij bleef gesloten. Er was meer gebeurd, maar wat dat was, konden zij niet uit hem krijgen. Johan stortte zich op het leren. Hij wist alles over tuinieren, werd meubelmaker en klusjesman. In een fabriek stond hij op de ladder, boven vele weefgetouwen. Plotseling hoorde hij het geluid van een vliegtuig en ontwaakte een paar meter lager, in diezelfde touwen. Flauwgevallen van angst voor een nieuw bombardement.

Mijn opa is inmiddels 79 jaar en verkeert nog in goede gezondheid. Hij reist graag eens per jaar met oma naar Portugal, stuurt ieder jaar een kaartje naar de kinderen van zijn Hongaarse gastouders, houdt van vissen en voetbal. Maar niet als Oranje tegen Duitsland speelt. Dan komt er van alles boven. Opa heeft een haat-liefde verhouding met het land waarin hij is opgegroeid. Er zijn daar dingen gebeurd, waardoor hij nog steeds woedend kan zijn en zich enorm op kan winden over overstromingen in Myanmar, aardbevingen in China en lakse overheden.

Opa, jouw verhaal is mijn verhaal op 5 mei. Er zijn mensen die het erger hebben gehad in de oorlog, maar ik zie hoe het jou nog steeds raakt. Vrijheidsberoving, verdrukking, discriminatie, sommige dingen zijn te overwinnen. Maar niemand komt ongeschonden uit een oorlog. Bepaalde dingen blijven je levenslang bij, laten je nooit helemaal los. Opa, je leeft in vrijheid, maar bent van binnen nog steeds gebonden.

5 Mei. Ik vier de vrijheid, ook voor jou.