AZ - Pannenkoekenmix 1-0

De schaal is eindelijk in het bezit van de rechtmatige eigenaar. Ze hebben het verdiend, de jongens. Want wat waren ze goed dit seizoen. Het voetbal was vaak oogstrelend, soms briljant. Bij zo’n grootse prestatie hoort een grootse viering. En dat is het ook. Heel Alkmaar kleurt rood. Waar je ook kijkt, het is AZ wat de klok slaat. Het Waagplein is één hossende, zingende, biergooiende en juichende menigte. Hier heb ik al die jaren op gewacht! Ik sta er middenin. Toch voel ik me niet één met hen.

Ik zie een jongen zich een weg door de menigte banen met een roodgekleurde fakkel in zijn hand. Duizenden kelen zingen hem uitgelaten toe. Ik herken de jongen. Hij zat vroeger bij mij op school. Elke maandagochtend trakteerde hij me op een snerend hoongelach wanneer ik vertelde dat ik AZ roemloos ten onder had zien gaan in Wageningen, Emmen of Roosendaal. Hij gaf niets om voetbal en liet geen mogelijkheid onbenut om iedereen daarvan op de hoogte te stellen.

Ik denk met weemoed terug aan die mooie tijd. Memorabele successen, zoals de twee promoties en bekeroverwinningen tegen het grote PSV en het grote NEC uit de Eredivisie, hebben zich blijvend in mijn geheugen genesteld. Ook is er natuurlijk plaats voor kleinere successen. Voor de lol met een taxibusje al spookrijdend naar Veendam, waar de mist zo dicht was dat we helemaal niets van de wedstrijd meekregen. Pas toen Max Huiberts met gebalde vuist voor ons vak stond, begrepen we dat we 0-1 voor stonden. De negentig meegereisde diehards vielen elkaar in de armen alsof de Champions League was behaald. 

Maar het meest zijn me toch de vernietigende nederlagen bijgebleven. Met veertig man per trein naar MVV, om na een zoveelste verlies erachter te komen dat de laatste trein richting Alkmaar te vroeg voor ons vertrokken was. Vechtend voor de laatste kans op lijfsbehoud in de PTT-telecompetitie tegen RKC en dan ongenadig met 5-0 op de broek krijgen. Op Koninginnedag naar Doetinchem, omdat we nog een theoretische kans hadden op het behalen van de nacompetitie. Binnen een half uur stonden we 4-0 achter, maar dat brak ons niet. Het was alleen maar reden om de week erna nog harder te schreeuwen. Juist deze afstraffingen waren achteraf bezien pareltjes van voetbal-saamhorigheid. In slechte tijden leer je echte vrienden kennen.

Nu zie ik weinig vrienden, alleen een enorme massa mensen die de afgelopen jaren ook supporter zijn geworden. AZ, daar moet je bijhoren op dit moment. Verderop wordt een stapel Ajax-shirts ritueel verbrand. ‘De joden, de joden, de joden hebben niks. Alleen maar, alleen maar, de pannenkoekenmix.’ Als rechtgeaarde Ajax-hater zou ik dit mooi moeten vinden, maar een zekere melancholie maakt zich van mij meester. De jongen die het hardst schreeuwt, was amper vijf jaar terug nog getooid in een dergelijk foeilelijk tenue en begreep er niets van dat ik wekelijks vrijwillig naar de bouwval trok waar AZ fameuze thuiswedstrijden tegen Zwolle, SVV en Top Oss afwerkte. Het stadion waar de trainer van Sporting Portugal over zei dat hun trainingsaccomodatie nog mooier was, en dat het zelfs amateurs onwaardig was. Maar ook het stadion waar nimmer een Europese thuiswedstrijd verloren werd. De Alkmaarderhout was een schier onneembare vesting. Onze vesting.
Ik herinner me een wedstrijd tegen Veendam, het moet eind 1994 zijn geweest. Het weer was bar en boos, en de prestaties nog slechter. Het resultaat was dat slechts 1690 mensen (ik weet het nog precies) naar het duel tussen de twee Eerste divisie middenmoters togen. Een dieptepunt, nooit kwamen er minder mensen opdagen. De sfeer van toen is nooit meer geëvenaard, een hoogtepunt. 

De kale, lege tribunes moeten een armetierig aanzicht hebben geleverd, besef ik nu. Maar toen had ik daar geen oog voor. Ik was een vast onderdeel van de grote rode vlek aan de linkerkant van de Molenaar tribune. De Ben-Side stond voor elke thuiswedstrijd vanaf een uur voor het eerste fluitsignaal opeengehoopt en brulde de kelen schor met loftuitingen op de middelmatige semi-profs. Onze semi-profs. Het voetbal was niet om aan te zien, maar zelfs het lelijkste doelpunt bracht ons in totale euforie.

Ik word wakker geschud door één van de vele voetballen die over het Waagplein worden getrapt. Hij landt vlak naast me op een blad bier. Men kan erom lachen tijdens dit grootste voetbalfestijn. Behalve één jongen. Hij lijkt wat afwezig; in gedachten verzonken. Ik herken hem meteen. Hij is één van ons. De 1688 anderen zijn er ongetwijfeld ook, verscholen tussen de tienduizenden gelegenheids rood-witten. Even hoop ik dat AZ de komende jaren wordt getroffen door ongekende misère, om de echte supporters er weer uit te filteren. 
Dan spring, dans en zing ik mee. Tijden veranderen nou eenmaal. 


We gaan het halen, jaja
We gaan het halen, jaja
We gaan het halen, jaja
Volgend jaar weer naar Breda.

De titel van dit jaar, van dit jaar, van dit jaar
De titel van dit jaar die gaat gewoon naar Alkmaar
De joden, de joden, de joden hebben niks
Alleen maar, alleen maar, de pannenkoekenmix.