Donkere wolken

 

 In verband met een zware griep deze week geen aflevering van 'Goodbye, my lover',  maar een column die Zonnetje40 nog op de plank had liggen.... Sorry, of voor de niet-fans: graag gedaan!

 Als in trance staat ze op de brug. Het pakketje stevig tegen zich aan geklemd. Het was dus toch niet welkom. Haar omgeving had al die tijd gelijk gehad. Een blok aan haar been en een belemmering voor haar toekomstplannen met hem. Niet alleen een belemmering. Het maakt alles onmogelijk. De stemmen in haar hoofd overstemmen haar gedachten. Ze kan niet langer weerstand bieden tegen de dwingende opdrachten.

Ze had het hem al eerder moeten vertellen. Eigenlijk al tijdens hun eerste afspraakje. Maar ze had het niet gekund. Hij was zo stellig geweest. “Ik wil géén kinderen. Nooit. Het is belachelijk om in deze verrotte maatschappij nog kinderen op de wereld te willen zetten.”
Hij wilde duidelijk zijn. Als zij kinderen wilde, prima, maar dan konden ze samen niet verder. Ze had verklaard het met hem eens te zijn. Als de dood dat hij ervandoor zou gaan. Ze bleef piekeren over het grote geheim dat ze voor hem verborgen hield.

Ze was zó verliefd op hem. Alles wilde ze wel voor hem doen. Hij zat in haar bloed en ze kon haast niet begrijpen, dat hij haar überhaupt zag staan. Verslaafd aan hem, dát was ze. Geen moment was hij uit haar gedachten en pleaser die ze was probeerde ze er alles aan te doen om het hem naar de zin te maken. Constant belde ze hem op, stuurde sms’jes, sprak met hem af in een café.

Ze hadden elkaar leren kennen in een rockcafé. Af en toe liet ze de baby thuis en ging ze uit, net als vroeger. Gék werd ze van dat babygejank. En haar ouders waren toch steeds ladderzat, hoorden het huilen niet. Ze keek huizenhoog tegen hem op. Een zakenman, tien jaar ouder dan zijzelf, met een grote auto en een nog groter zelfbeeld. Bij hem vergeleken voelde ze zich maar klein. Maar hij behandelde haar als een prinses. Gaf haar complimenten en veel aandacht.

Wat had ze geknokt, om haar kindje te mogen houden! Zwanger op haar zeventiende en de vader liet het afweten. Tegen alle goedbedoelde adviezen van haar omgeving in had ze besloten om het kind te houden. De zwangerschap verliep voorspoedig en ze leefde in een roes van vreugde om wat er komen ging. Dit was van haarzelf; dit zou niemand haar afnemen. Eindelijk zou ze liefde ervaren in haar leven.

De bevalling was zwaar geweest. Haar ouders waren er niet bij. Zij hadden het veel te druk met het blowen en drinken. Ze vond het niet erg, gewend als ze was aan een leven lang alles alleen moeten doen. Zij zou een heel ander soort ouder worden, een goede moeder. Maar toen ze haar dochtertje voor het eerst in haar armen kreeg voelde ze niks. Met verbazing keek ze naar het kind. Het voelde helemaal niet eigen.

Het kindje huilde continue. Wanhopig werd ze ervan. De euforie die er tijdens de zwangerschap wel was geweest was compleet verdwenen. Stemmen in haar hoofd probeerden haar ervan te overtuigen dat ze stom was geweest. Dat ze naar haar omgeving had moeten luisteren. Dat er alleen maar kwaad zat in dit kind en dat haar toekomst door dit meisje verpest zou worden. Voor altijd zat ze opgescheept met dit kind. En ze wilde dat niet meer. Ze wilde hem.

Angst om voor gek verklaard in een inrichting te worden gestopt vertelde ze niemand over deze stemmen. Plichtmatig verzorgde ze de baby en de paar mensen die op visite kwamen kregen alleen maar een jonge trotse moeder te zien.
Ze ging het kind haten. Helemaal toen ze hém ontmoette. Het kind had niet geboren mogen worden. Het was fout. Verkeerd. Ze had erover nagedacht om het kind te vondeling te leggen. Maar de stemmen in haar hoofd vertelden haar, dat het kind dan vroeg of laat wraak op haar zou komen nemen. Wanhopig had ze tenslotte een besluit genomen.

Morgen komt hij bij haar langs. Ze kan er niet langer omheen, en heeft geen smoesjes meer om hem nog langer buiten de deur te houden. Vandaag heeft ze alle sporen van de baby uitgewist. Alle babyspullen naar de zolder gebracht en met dekens bedekt. Koortsachtig heeft ze rondgekeken, of er echt niets meer lag dat deed herinneren aan een kindje dat hier drie maanden had gewoond.

De harde regen die in haar gezicht striemt voelt ze niet. Tranen en regen vermengen zich op haar gezicht. De harde oktoberstorm gaat aan haar voorbij. Haar innerlijke storm is veel groter, de stemmen als van een orkaan. Dan laat ze het pakketje los. Het wordt opgeslokt door de duisternis en valt met een zachte plons in het water.

De stemmen hebben zich tegen haar gekeerd. Oneerlijk. Nu betichten ze haar van moord. Moord op haar baby. Terwijl het van hen juist moest. Ze probeert de stemmen te negeren, want ze wil al haar aandacht aan hem geven. Ze is de hele nacht in de weer met opruimen, kleding passen en haar uiterlijk verzorgen. Overdag doet ze boodschappen en kookt ze een uitgebreid maal. Om maar niet te hoeven nadenken, vergeten, dát wil ze. Het gaat nu om hem en haar en hun toekomst.

Als hij komt heeft hij een zorgelijke frons boven zijn wenkbrauwen. “Ik kan niet langer leven met deze leugens,” bekent hij haar. “Ik kan hier niet mee doorgaan. Mijn vrouw verdient beter dan dat ik haar bedrieg.” Ze kijkt hem geshockeerd aan. En zegt niets. Ook niet als hij weggaat.

Een uur lang zit ze wezenloos op de bank. Dan staat ze langzaam op. Ze trekt haar jas aan en loopt houterig dezelfde route als de avond ervoor. Aangemoedigd door de donkere stemmen in haar hoofd gaat ze doelbewust naar de brug. Het lijkt of de maan zich omringt met de donkere wolken die langs de hemel jagen. Alsof zij geen getuige wil zijn van het duistere schouwspel dat zich nu zal gaan afspelen.