Skiën: de witte nachtmerrie

In het wunderschöne Winterberg haal ik diep adem. De frisse buitenlucht doet mijn neushaartjes tintelen van vreugde. De reflectie van een waterig zonnetje op het wit, groen, de schattige Duitse huisjes, de vrolijkheid, met Sarah, de gezellig kwebbelende vriendin naast me. Het kan niet op. Tot zij veel te vroeg de veiligheidsstang van ons liftje opent. Ik word me akelig bewust van mijn voeten met de grote zwabberende gewichten eronder. Terwijl we nog in beweging zijn, zet ik die lange latten voorzichtig in het spoor, verplaats mijn gewicht en glijd, keurig gehurkt en luid schreeuwend, van de eerste skihelling af.

Ik open mijn ogen. Sarah geeft mijn verloren skistok aan en helpt me overeind. Ik snap er werkelijk niets van. Skiën kan nooit moeilijk zijn. Als prinses Amalia met haar bolle toet al schattig op haar paps afglijdt, dan moet ik het zeker kunnen. Ik heb de balans om te schaatsen, skeeleren begint ook met een ski-klank en met de bruine band in judo weet ik hoe ik een val kan breken. Piece of cake. Kat in het bakkie. Dat kan niet misgaan. Zeker niet omdat het maar één dagje uit is.

Om de enorme afgrond van de blauwe piste naast ons even te vergeten, kijk ik om me heen. Een gladde ski-instructeur knipoogt naar mij. Hij zou voor een biertje met mij in bed willen duiken, maar ik houd meer van de whiskydrinker: geduldig, gevoel voor kwaliteit en sneller stomdronken. Nee, dan de Vati naast hem, die Mutti snel op haar goedgevulde roze skireet petst en met bierbuik en al naar beneden racet om voor 12 uur zijn eerste Jägermeister achterover te slaan, alvorens nog een poging op de piste te wagen. Sarah trekt aan mijn mouw. Uitstel van executie is onmogelijk.

Ondanks mijn knikkende knieën glijd ik voorzichtig recht vooruit en kijk glunderend om mij heen. Ik ski! Ik ski! Zie, het valt best mee. Een volgende gladjakker glijdt achterstevoren voorbij, gevolgd door zijn enorme stoet zigzaggende dwergen. De roze, rode, paarse en blauwe puntmutsjes grijnzen vervaarlijk en één waagt het zelfs om midden in een bocht zijn kleine snerende tongetje naar mij uit te steken. Ik zwaai mijn arm naar hem, maak een golfbeweging met mijn stok in de hoop hem onderuit te halen, maar hij zigzagt braaf verder. Ik kan amper blijven staan en merk tot mijn schrik dat mijn snelheid steeds meer toeneemt. Mijn andere arm ondersteunt mijn evenwicht door badmintonmanoeuvres uit te halen in de hoop de skiërs voor mij te gebaren dat ze toch echt even aan de kant moeten. En wel zo snel mogelijk.

Onderaan de piste laat ik me vallen. Remmen met gekruiste latten is voor mietjes en die andere manoeuvre kan ik niet. Ik overtuig Sarah dat ik even moed in moet drinken voor ik nog een poging waag. Een grote mok warme chocolademelk met slagroom kalmeert mijn keel, die volgens medereizigers een geluid kan produceren dat lijkt op een ambulance die een kraai in nood vervoert, terwijl het bottenkrakend over een groep van honderd hooligans met knuppels probeert te rijden. Dat schijnt ook ongeveer mijn skistijl te zijn, maar dat even terzijde.

Boven op de piste spreek ik mijzelf moed in. Ik haal diep adem, zet mijn stokken in de sneeuw en bereid mij voor op een afzet zoals schansspringers dat zo koelbloedig kunnen. Mijn elegante achterwerk zwiept naar achteren, maar nog voor ik mijn voorwaartse beweging optimaal in kan zetten, glijdt dezelfde lilliputter met zijn skistokken overdwars in mijn knieholtes. Ik val bijna voorover, maar mijn skischoenen werken niet mee. Het kleine gedrocht geeft me nog snel een zetje en voor ik het weet, rol ik rond in mijn persoonlijke sneeuwlawine. Halverwege de helling kom ik tot stilstand tegen Mutti, die als een breed kussen midden op de piste ligt terwijl manlief de Jägermeister duidelijk heeft laten werken en iets verderop tegen haar sjaal praat. Haar vetribbels deinen heen en weer in haar roze outfit als ik haar vol ram. Levensgevaarlijk, denk ik nog. Die Duitsers van tegenwoordig kennen de regels ook niet. De gladde skileraar komt achterop en probeert zijn lat in mijn sneeuwster te parkeren, maar mijn skibroek houdt het tegen. Ik word net op tijd gered door Sarah. Sarah, mijn engel.

Als ik na een lange dag alle chocomel er weer uitpies op het kleine chemische toilet van de bus, kom ik weer een beetje bij. Ik pak de krant die een medepassagier hier vanmorgen uitgebreid heeft gelezen. ‘Veel Nederlanders zijn slecht op de hoogte van de regels die gelden op skipistes. Daardoor belanden jaarlijks honderden mensen onnodig in het ziekenhuis.´ Skiregels… Ik scheur het artikel in repen om mijn mening goed kenbaar te maken aan mijn toch al gepijnigde billetjes. Die lui op de piste denken toch dat ze alles zijn. Ze moeten maar rekening houden met mij!