Te mooi om waar te zijn

Maandagavond, de dag voor Obama's inauguratie. Ik moest tot zeven uur werken en wachtte voor  Amersfoort Centraal op de bus. Mijn telefoon begon te trillen in mijn broekzak – ik mompelde tegen niemand in het bijzonder 'hee, ik heb vrienden', trok m'n linkerwant uit en haalde het ding uit m'n broekzak. Het was een smesje van een studievriendin.
“He Bert, je zei dat je een kamer wilde, toch? Onze overbuurman heeft een kamer vrij. Hij heet Ronald, nummer 0631051989. Bel hem eens voor een kijkje! Kus, Sylvie.”

Bij thuiskomst belde ik de goede man. Hij bleek jaren geleden slechte ervaringen met huurders gehad te hebben en sindsdien geen kamers meer te verhuren, maar de economische crisis noopte hem tot concessies. Hij was eigenaar – het huis had in de jaren twintig gediend als winkel met woonruimte erboven, daarna in de sixties en seventies als studentenhuis. Ronald had begin jaren tachtig het huis gekocht. Hij klonk vriendelijk, en we hadden een amusant gesprek over de kamer en wat niet al. De komende dag zou ik 's ochtends de kamer kunnen komen uitchecken. Hij kon op zijn beurt kijken of hij me al dan niet geschikt vond; ik had zo de indruk dat hij niet zat te wachten op een kans-, rand- of hangjongere.

Ik stond er stipt half elf, de Kapelstraat, zijnde de eerste zijstraat links aan de Biltstraat vanaf de Wittevrouwensingel. Half elf - voor mij vroeg op een dag waarop ik niet hoefde te werken of college had. De man zag er intelligent uit, las NRC (ik juichte vanbinnen, linkse lul die ik ben), had tot z'n vijftigste een dokterspraktijk gehad, maar was arbeidsongeschikt verklaard met versleten knieën. Hij leefde gemoedelijk, alleen, z'n leven in tamelijke rijkdom in een groot huis met vier verdiepingen. Overal stonden boekenkasten; ik zag Latijn liggen, aeronautiek, van alles – een duidelijke intellectueel. Mooi. De kamer was 'opgedeeld'; op de 3e verdieping was er een eigen keuken, gasfornuis, magnetron, wasmachine en trap naar boven; de eigenaar kwam ook vanwege de knieën vrij weinig op die verdieping. De kamers stonden vol met planten en klusspullen. De keukenkastjes stonden vol met kopjes, glazen, potten, pannen, bestek, alles. Weer maakte mijn hart een sprongetje.

Een trap vanuit de keuken naar boven leidde naar een klein halletje onder het schuine dak, met twee deurtjes en een Frans verkeersbord onder de kapstok op de muur gemonteerd - “ENTRÉE DANGEREUX”. Het voorste lage deurtje leidde naar een dakterras van ongeveer 2,5 bij 4 meter, het rechterdeurtje opende naar de zolderkamer; 26 m², met eigen gaskachel, een dakkapel, een mooi ruimtelijk raam aan de andere kant met uitzicht op de daken van West-Utrecht; zelfs een tafel, stoelen en wat kastjes stonden er al. Sinds de vorige huurder er drie jaar geleden vertrok, was er weinig veranderd. De huiseigenaar had de afgelopen weken bedacht dat een huurder hem financieel toch wel goed uit zou komen, en was aan de slag gegaan; lelijke plekken in de muur gestuukt, de helft van de kamer opnieuw in de grondverf. Hij moest alleen de donkere houten vloer nog in de boenwas zetten, en dan was het klusje af. Ik mocht desgewensd de donkergroene dwarsbalken in een vrolijker kleurtje schilderen. Ik was dolenthousiast.

“Ik acht je wel geschikt om hier te wonen. Mijn vraagprijs is 375 euro.” Mijn mond viel open; ik ging meteen akkoord, schudde de man de hand, en liet in het gesprek erna aan de keukentafel vallen, dat ik uit een gezin kwam van acht kinderen. Ronald vroeg of ik alles zelf moest betalen – ik zei ja, dat wordt veel werken en lenen. Hij zei dat de prijs dan naar 350 all-in zou kunnen. Ik zei dat ik dat op prijs stelde, bedankte hem nogmaals en stond geen half uur nadat ik naar binnen was gegaan op de stoep. Ik had geen koffie aangeboden gekregen. Maar wel een kamer. Op 200 meter van Janskerkhof, en praktisch áán de Wittevrouwensingel.

In de bus terug realiseerde ik me, dat ik op dezelfde dag als Obama een nieuw huis had gevonden. 's Avonds lag ik in een deuk om zijn geflopte eed, hoofdschudde ik bij de vele Bushiaanse wijsheden die hij in zijn speech verkondigde, en bedacht ik mezelf dat er naast de haast dictatoriale verering heel weinig zou veranderen in Amerika.

De volgende dagen vertelde ik iedereen het blijde nieuws. Broers, zussen en vrienden boden allen aan een handje te helpen – zelfs vrienden die ik sinds de middelbare nauwelijks meer zag. Donderdag stond ik in het Educatorium op de Uithof te wachten voor het Linguïstiek-tentamen, en vertelde ik het nog wat meer Uni-vrienden. Allen reageerden ze exact eender, toen ik de voor de zeer centrale locatie best lage huur reclameerde. “Waar zit het addertje?” Meer dan een lek in het dak (met een emmertje, ik vind dat haast kunst op zo'n ouwe zolderkamer, maar Ronald ging het repareren) kon ik me niet bedenken, maar de gekste allusies werden gemaakt. Het boterde me niet – zoals ik het inzag, waren zíj afgunstig en had ík de jackpot in de kamerloterij via-via gewonnen. Either way ben ik over twee weken het huis uit, en Utrecht in. Where we go from there, is a choice I leave to you.

De hele week verkeerde ik in een gelukzalige staat van opwinding. Ik kon niet wachten tot ik een keer kon komen klussen. Vrijdagmiddag ging ik erheen met schuurpapier, zette ik de zeker veertig jaar oude Blaupunkt-radio op 3FM, en schuurde het ruwe hout tot ik een ons woog en de Coen en Sander-show bijna afgelopen was. Later kwamen ook mijn ouders nog even een kijkje nemen – mijn lieve moedertje had al voorspeld dat ik niet meer dan schuurpapier, gele doekjes en ammonia zou halen, en had een hele boodschappenkrat vol limonade, koffie, thee, suiker, koekjes, chips en andere etenswaren meegenomen. Mijn ouders vonden de vent ook een toffe peer, de kamer een pareltje en het balkon magnifiek. Toch nam mijn moeder me apart. “Dit kan niet waar zijn, zo geweldig als je het hebt getroffen – wáár is het addertje?” Ze kon zich ook niks bedenken – het was een geschikte vent, ik kreeg een contract en vrij normale, losse regels. Niet de privé-vertrekken inkomen met gasten. De keuken netjes schoon houden. Geen vaat laten opstapelen. Geen herrie 's nachts – het huis is overigens totaal niet gehorig, omdat er vier verdiepingen, en vele deuren en muren tussen zijn slaapkamer en de mijne zitten. Ik kreeg de huissleutels mee, en ga maandag (vandaag, voor de vaste lezers) witten.

Niet alleen mijn plotselinge kamer stemde mij gelukkig. Ook zou ik zaterdag een avontuur ondernemen, hetgeen resulteerde in een tattoo op mijn linkerschouder. Wat, en hoe, waarom, en waartoe? Dat lijkt me een prettig verhaal voor volgende week. Maar de toon was gezet – ik ga het huis uit, en I like it.

Ik kreeg change in de week dat Amerika hoopte op verandering, en het níet kreeg. Wall Street zakte tot ver onder de 8000 punten, in Pakistan werd er weer lustig gebombardeerd en het Amerikaanse volk mag de lasten dragen door middel van vele bailouts en stimulus packages – een probleem van teveel geleend geld oplossen met méér geleend geld, ik zie dat niet zo werken. Ook met Carters Brezinski als buitenlandbeleid-buddy zit ik in m'n maag – goed opletten wat dat voor effecten zal hebben. Hij staat bekend om zijn pro-bomb-the-hell-out-of-Pakistan-houding, alsmede zijn rabiate Rusland- en Chinahaat. Wordt leuk. En gaat veel kosten – binnenkort nog maar eens wat extra cijfers aan die nationale schuldklok op Wall Street toevoegen, me dunkt.

2009 - waarin Israël Palestina, en Amerika Pakistan alweer lustig terroriseerde, waarin de kredietcrisis een dieptepunt gaat bereiken, huizenprijzen in elkaar zakken en miljoenen burgers op 't punt staan hun baan te verliezen, de beurzen afkoersen op een absoluut dieptepunt, Obama een miljoenen koppen tellende propaganda-militia gaat trainen, onze vingerafdrukken in een centrale Europese database opgeslagen worden, de OV-chipkaart onze bewegingen gaat tracken, het EPD de grootste privacyramp sinds '40-'45 wordt en de media angstvallig stil blijft, begint voor mij als een regelrecht jubeljaar. Volgende week weer een heleboel meer!


Lily Allen – Fuck You (mét Bushplaatjes!)