AK-47

Eergisteren, de laatste dag van mei, bereikte ik de nietszeggende leeftijd van 19 jaar. Behalve "goh, statistisch gezien maak ik dit jaar wéér meer kans om dood te gaan", dacht ik er maar weinig van. Vorig jaar liep mijn tweejarige relatie op de klippen op mijn verjaardag, waar ik ook al eens over gecolumneerd heb. Dit jaar niets van dat al, wat in mijn ogen weer prima past bij een niksige leeftijdsverandering. 's Ochtends genoot ik aan de eettafel met de krant en een bakje koffie van de rust die ik mezelf toegediend had door vrij te vragen van mijn doodsaaie zaterdagbaantje.

"Close your eyes, give me your hand, daharling..." Bangles uit mijn broekzak, dat betekende dat ik werd gebeld. "Hiep hoi", dacht ik, "ik heb vrienden." Ik griste de bijzonder slecht functionerende Samsung uit mijn zak en zag de caller-ID: mijn broer. "Oh", dacht ik, "geen vrienden, wel familie." Ik schoof de telefoon open en zei, zoals ik dat doe als ik een telefoon opneem, "JA?" Mijn broer vroeg me of ik vanmiddag iets te doen had. Nee, dat had ik niet, want ik had vrij gevraagd. Of ik mee wilde met schieten. "Ja, tuurlijk!" zei ik, en een half uurtje later stond-ie op de stoep.

Mijn broer, 32, is al iets van vijftien jaar lid van een schietvereniging, en zo heel af en toe ga ik met hem mee naar de vereniging zelve, of gaan we een middagje naar schimmige plekken als Roermond of Assen om wapens te bekijken of munitie en onderdelen te kopen. Dit keer had broerlief een zogenaamde 'scope' gekocht, ofwel zo'n kijker voor op de bovenkant van je wapen. Hij had 'm op zijn wapen (een semi-automatische, Tsjechische AK-47-namaak) gemonteerd, en ik mocht mee met inschieten.

Inschieten? Ja. Zo'n kijker richt natuurlijk niet meteen exact naar waar de kogels daadwerkelijk terecht komen, dus je moet een paar salvo's schieten, kijken waar je kogels terecht komen, op basis daarvan je kijker aanpassen, weer opnieuw salvo's schieten, en zo gaat dat door tot je precies in het midden van het schietkaartje knalt. We reden naar de vereniging, schreven onze naam en handtekening op de aanwezigheidslijst en liepen naar de 25-meterbaan. Aangezien inschieten een secuur klusje is, mocht ik alleen kijken, op het knopje drukken om het kaartje via de rail naar je toe te laten komen, en kogels in het magazijn klikken.

Zo ging dat een tijdje door. Mijn broer schoot, ik drukte op de knop, het zojuist beschoten kaartje kwam op ons af, mijn broer stelde zijn kijker bij, ik pakte een van de drie magazijnen, stopte er vijf kogels in, en dan begon het hele proces weer van voren af aan. Het was leuk, hoor, maar na een tijdje begon het me toch wel te kriebelen. Overal breed grijnzende mannen die gatenkaas maken van schietschijfjes, guns blazing everywhere, en ik zat maar een beetje knullig op een knopje te drukken en 7.62's in een magazijn te duwen. Na een tijdje had mijn broer het wapen dusdanig goed bijgesteld, dat we naar de 100-meterbaan verkasten.

De 100-meterbaan is op schietverenigingen hemel op aarde. Een stuk of zes mannen lagen op dekentjes of matjes met hun peperdure, volledig getunede geweren op één hectometer afstand kaartjes te schieten. Ik ging op een bankje zitten, wachtte netjes op "vast vuren" en zette de oorbeschermers af. Schietverenigingen zijn nou niet bepaald populair bij de meeste mensen. Het vooroordeel luidt, dat er alleen maar asociale, dikke en agressieve mannetjes lopen, met een grote bek en een nog groter geweer.

Dat valt ontzettend mee. De meesten zijn erg intelligent, ontzettend aardig, hebben goedbetaalde banen en gebruiken woorden van meer dan drie lettergrepen. Zoals sommige mensen graag postzegels verzamelen, vinden zij het geweldig om elkaars wapens te bekijken, speciale onderdelen te kopen, aan wedstrijdjes mee te doen en vooral gewoon elke zaterdagmiddag lekker een paar uur niks te doen met niets dan gelijkgestemde makkers met evenveel tijd teveel om zich heen. Mijn broer is er één van, en de discussies die ze tussen schietbeurten door voeren zijn vaak erg vermakelijk. Ik begrijp goed dat dit een best leuke hobby kan zijn voor velen.

Een kogel die op 25 meter vijf centimeter naast de roos zit, is op 100 meter natuurlijk volledig buiten het kaartje van 20 bij 20 centimeter. Mijn broer pakte daarom een stuk electriciteitspijp (zo'n gele, waar iedereen als kind pijltjes door schoot) van een centimeter of tachtig, een schietkaartje en een grote rol tape. Hij scheurde wat tape af, maakte de rol vast aan het uiteinde van de pijp, en plakte aan het andere uiteinde de kaart vast. Zo heb je een zelfgefabriceerd rechtopstaand geval, wat nog het meest lijkt op een vlaggetje. Hij liep naar het 50-meterpunt, zette zijn zelf gemonteerde schietschijf neer en liep terug.

"Wil jij?" vroeg hij. Ik zat rustig op het bankje te luisteren naar de gesprekken, terwijl ik als een soort figurant in een Vietnam-film afwezig magazijnen vol aan het proppen was met munitie. Ik wilde dolgraag. Ik pakte één van de door mij met vijf kogels volgeduwde magazijnen, ging op het matje liggen, pakte het geweer, en schoof het magazijn erin. "Huh?" Het lukte niet. Mijn broer deed het voor, en ik deed het na. "'t Is toch altijd moeilijker dan in spelletjes", zei ik. Ik keek door de kijker naar het zelfgemaakte vlaggetje, richtte, hield mijn adem in, en haalde de trekker over.

Klik.

Ik was vergeten de veiligheidspal eraf te halen. Ik trok aan de hendel, die naar voren klakte, waardoor er een kogel in de kamer kwam. Ik richtte opnieuw, hield mijn adem weer in, verstevigde mijn grip nog eens, duwde de kolf tegen mijn schouder, ademde uit, en weer diep in, richtte, voelde mijn hart kloppen, en knalde. KABLAM! Mis, want het kaartje bewoog niet. Ik deed het hele proces opnieuw, en vuurde weer. KABLAM! Het vlaggetje bewoog enigszins. Opnieuw. Mis. De vierde ging ook netjes in de schietkaart.

"Nog ééntje", dacht ik bij mezelf. Daar lag ik dan, op mijn verjaardag, tussen de goedgemutste dertigers met wapens van 10.000 euro, met een AK-47-lookalike te schieten. Behalve de chronische afwezigheid van wulpse naakte dames, was het voor mannen een perfecte tijdsbesteding, dacht ik. Ik haalde diep adem, legde mijn wang op de kolf, drukte die tegen mijn schouder, keek door het vizier en schoot. KABLAM! "Heb ik wat geraakt? Heb ik wat geraakt?" vroeg ik enthousiast, terwijl ik het magazijn uit het geweer haalde. "Hahaha, ja", zei mijn broer. De andere aanwezigen begonnen te lachen. Toen ik zag wat ik had gedaan, grinnikte ik even hard mee. "Da's de eerste keer dat ik dat zie gebeuren", lachte mijn broer.

"VAST VUREN!" schreeuwde mijn broer, en ik liep vijftig meter de baan op. Ik had het elektriciteitsbuisje volledig doormidden geschoten. Het vlaggetje lag een beetje droevig op de grond te liggen. Het was twee uur 's middags, mijn feestje begon pas over zes uur, ik stonk naar kruitdamp en mijn handen waren zwart van de olie op de magazijnen. "Dank je voor je cadeautje", schreeuwde ik naar mijn broer, terwijl ik het lullige stukje buis en het met zilvergrijs plakband eraan bevestigde kaartje stevig in mijn hand klemde. Hoewel het buisje haar laatste adem had uitgeblazen, kon mijn dag al niet meer stuk.


Ook niet echt slim: op een stalen plaat schieten.