Vrijheid van godsmeningsdienstuiting

De kunst heeft het maar moeilijk met de politiek. In 2004 werd er op de Van Lennepkade een schaamdriehoek weggepixeld, omdat een aantal overburen had geklaagd; 's morgens bij het wakker worden wilde men niet op de haardos van Roosje, zoals het model heette, gefêteerd worden. (Ik zal maar niets zeggen over wat ik het liefst zie bij het wakker worden.) Toen werd er een museumdirecteur gekapitteld omdat hij een kunstenares had gevraagd foto's van homo's met Mohammedmaskers niet op te hangen, en nog niet was Gergorius Nekschot door tien agenten in het cachot gesmeten omdat hij de profeet met Anne Frank had laten neuken, of in de gemeente Huizen werd een schilderij verhangen waarop vier blote borsten te zien waren.

De moslims hebben het maar moeilijk met de kunst. Als je als kunstenaar wat publiciteit zoekt, doe je iets met homo's en de profeet. En dan al dat naakt op straat! Voor een geloof waarin je nog niet eens mensen mag schilderen of tekenen, is full frontal nudity aan de Stadhouderskade of vier blote borsten in de centrale hal van een gemeentehuis een brug te ver. (Dat in Huizen slechts één moslim geklaagd heeft, is nog een wonder; je zou eigenlijk een soort nieuwe beeldenstorm verwachten. Of wonen er in Huizen maar een handvol moslims?)

De politiek heeft het maar moeilijk met het geloof. Wat te doen met een imam die tegen een klas bibberende schoolkinderen zegt dat ongelovigen evenveel waard zijn als een hond, terwijl het schooltripje juist ging om een beetje wederzijds begrip? Wat te doen met een pastoorke, dat erin volhardt om klokke zeven de kerkbel te luiden, zo hard dat je het boven de rivieren nog kan horen? Wat te doen met een imam die aangifte doet van haatzaaien door een balorige cartoonist? Moeten we nou 'pal staan voor de uitingsvrijheid' of 'respectvol omgaan met gelovigen'?

Alsof dat een keuze is. Het lijkt wel of iedereen vergeten is dat jouw vrijheid ophoudt, waar de mijne begint. Als een kunstenaar zijn kunstwerk geweigerd of verwijderd ziet, moet hij of zij mokkend aan iets nieuws beginnen, in plaats van zware woorden als censuur in de mond nemen. Als je grenzen opzoekt, moet je niet verbaasd zijn dat je er af en toe eentje tegenkomt. Als een gelovige een naakte vrouw ontwaart in het straatbeeld, moet hij snel vergiffenis vragen voor de zondige gedachten die er mogelijkerwijs in zijn brein opdoemen, maar niet meteen eisen dat die kunst wordt weggehaald. En als een minister van justitie een cartoon tegenkomt die misschien wel, misschien niet kan, moet hij heel beleefd aan de cartoonist vragen of een proefprocesje misschien een goed idee is.

Maar die terughoudendheid lijkt iedereen een beetje kwijt. De moord-en-brandcultuur eist dat we onmiddellijk diep geschokt zijn; door een blote vrouw in het straatbeeld, of door een overdreven ijverige arrestatie, of door een verhangen schilderijtje. We vinden het allemaal meteen maar schandelijk. Beheersing, begrip en tolerantie, drie waarden waar we het slot van de vorige eeuw heel gezellig mee zijn doorgekomen, verdienen een comeback.

Ik begin vast: ik vind eigenlijk niks schandalig, vandaag.