Kindsoldaat zijn is best leuk

Er wordt veel gezegd over kindsoldaten. Heel veel dingen kloppen niet. Mensen als Marco Borsato worden ambassadeur van War Child, maar hebben zelf nooit rond gelopen met een kalashnikov in hun hand. En juist die mensen moeten onze belangen behartigen. Het rapport 'Kindsoldaten, de schaduw van hun bestaan' maakt de situatie van deze jonge soldaten meer inzichtelijk. En door wie is dat geschreven? Juist, niet door een kindsoldaat. Dus bij deze een verslag van het leven van een kindsoldaat, door mij, een kindsoldaat.

Het is echt niet zo dat we alleen maar stomme dingen doen. Ok, natuurlijk moeten we met geweren schieten, maar welk kind heeft er nou nooit oorlogje gespeeld? Wij mogen echt schieten, en dat is best eng in het begin.

We kregen van een hele strenge meneer allemaal wapens en legerkleding. Het was net scouting, maar dan echt. Die meneer vertelde ons dat we ons geen zorgen hoefden te maken. Als het echt spannend werd zouden we drugs krijgen om te zorgen dat we niet in onze broek zouden plassen van angst. Dat wil je natuurlijk niet want dan gaat de vijand je heel hard uitlachen.

Toen mochten we met de wapens schieten. Eerst gewoon in de verte, toen op een soort dartbord en daarna gingen we in een vrachtwagen naar een dorp. Alle mensen in dat dorp waren ziek en moesten dood gemaakt worden omdat anders iedereen in het land ziek zou worden. De strenge meneer, die we sergeant mochten noemen, vertelde ons vlak voor we begonnen dat niet iedere dorpeling het eens was met de beslissing van de regering om ze dood te maken. Omdat ik heel goed kon mikken kregen mijn vriendje en ik de opdracht om goed op te letten en iedereen die wegrende dood te schieten.

Dat was best wel leuk. Die mensen vallen dan heel grappig om. We hadden van te voren allemaal een hele pittige sigaret gekregen. De meesten van ons rookten al en toch moest bijna iedereen hoesten. Ik kon me in het begin niet zo goed concentreren maar de sergeant hield ons wakker. Hij zei dat hij nog een mooie verrassing voor ons had, als we klaar waren.

Op een gegeven moment hoorde ik al een tijdje geen schoten meer uit het dorp, en er rende niemand meer weg. Net toen ik tegen mijn vriendje wilde zeggen dat het voorbij was, riep de sergeant. We gingen naar een hutje en voor het hutje stonden twee andere mannen. Die moesten heel de tijd lachen om ons. Ik had zin om hun ook dood te schieten, maar deed dat niet omdat de sergeant ze leek te kennen.

Een voor een gingen we naar binnen, en elke keer als iemand naar buiten kwam, kreeg die applaus. Ik snapte niet waarom. Mijn vriendje kwam naar buiten en kreeg ook applaus. En dat terwijl hij later vertelde dat zijn piemel het helemaal niet deed. De mijne deed het wel.

Omdat we zo goed gewerkt hadden, had de sergeant voor ons een meisje uit het dorp levend gehouden. Hij vertelde hoe je het beste zo'n hoer kon verkrachten, deed het voor en liet me een keer oefenen. Toen ik buiten kwam, kreeg ik applaus. En ik snapte waarom. Mijn vriendje mocht haar dood schieten toen iedereen klaar was. Hij kreeg een vette knipoog van de sergeant.

Daarna zijn we terug gegaan naar de basis en hebben een groot feest gegeven. Daar kregen we de laatste verrassing van de dag. Een grote fles met pittig spul. De sergeant zei dat het goed was om de demonen van de doden te verjagen.

Het is best moeilijk om kindsoldaat te zijn. Het werk is zwaar en moeilijk, maar als ik lees dat er in Korea jongetjes in onverlichte ruimtes de hele dag voetballen in elkaar zitten te zetten, nou dan weet ik het wel. De sergeant is al 38 en nog steeds kindsoldaat. "Het is een carrière voor het leven", zegt hij altijd.