Decemberbrieven aan Bas

/img




6 December 2006

Beste Bas,

De decembermaand brengt me altijd weer waar ik niet wezen moet. In het land der melancholie. Dat land maakt me loom, ziekelijk sentimenteel en vermoeid. De mensen buiten hebben sjaals om. Ze verstoppen daarin hun gezicht. De vrouwen dragen lange, dikke jassen. Ze verbergen hun lichaam.

Niet dat ik me herboren voel zodra het zomer dreigt te worden. O, zeer zeker niet. Misschien is de zomer wel veel erger. Dan dragen de mensen buiten weinig tot bijna niets (en ja, daar zit nog een behoorlijk verschil tussen). Opwaaiende rokjes, speelse blikken en kleine meisjes likken aan ijsjes. De zon accentueert mijn dunne haargroei (om van kaal nog maar niet te spreken, dat kan later altijd nog) en mijn bleke gezicht wordt niet geil-bruin maar schorpioen-rood. Ik mag geen korte broek dragen van de dokter wegens afzichtelijke, spierwitte benen. Schoonheid is enkel te vinden in mijn goed glas Belgisch bier, dat ik drink op een terras aan de waterkant in Maastricht. De stad waar ik in de zomer het liefst verblijf (als het dan toch in eigen land moet). Pleziertochten op boot en waterscooter trekken aan mijn gezichtsveld voorbij en een serveerster met een komkommer-shampoo geur, bedient mij met een plastieken lach op haar veel te gebruinde smoel. Uit de geluidsboxen schalt waanzinnig slechte muziek van een one hit - zomer - wonder wiens naam ik al in de maand augustus vergeten zal zijn.

Toch is het fijn daar aan de waterkant in Maastricht. Zien en gezien worden, zo luidt het credo in de oude Romeinse stad. De stad die op taalgebied nog steeds Franse lexicale invloeden kent. Ik hoor het graag aan me voorbij suizen als ik met mijn ogen dicht het klotsende water van het 'Mestreechs' gemurmel probeer te onderscheiden.

Slechts op loopafstand van het terras aan de waterkant, woonde ik de afgelopen zomer. Tezamen met een vriendin met wie ik geen seksuele relatie had. Belangrijke informatie, dunkt mij. Elke zomermiddag in juli liep ik vanuit mijn huis, over de brug en dan weer naar beneden richting terras. Zelden zat er iemand, de zaken liepen schijnbaar slecht. Het was op dit terras dat ik Sam schreef. Het meisje met wie ik kort een affaire had. De brieven verstuurde ik niet, maar smeet ik in de Maas. Of ze verdwenen met Belgisch bier en al in de spoelbakken van het toilet aldaar.

Stapels brieven heb ik haar geschreven met de meest grootste waanzin. Een soort gekte die nooit onder haar prachtige grote ogen mochten komen. Ze woonde ver uit de buurt en ik had lang niet altijd voldoende geld om haar op te zoeken (ik weet wat je wilt zeggen en nee ik heb nog steeds geen rijbewijs en dus ja, ik ben afhankelijk van trein bus of tram). Dan stelde ik me haar voor, naast me, nippend aan ijsthee. Want meisjes drinken geen Belgische bieren. En als de avond viel, had ik tien blaadjes en vier viltjes volgeschreven met lusten, oneerbare voorstellen, jaloezie, angst en twijfel.

Juli ging voorbij (immers, een eeuwige juli is ondanks een ingrijpende klimaatsverandering nog steeds niet aan de orde) en het terras bleek opgeheven in augustus. Inderdaad, de zaken liepen dus slecht. Wat overbleef was de stad en de druk bezochte cafés. Het museum, de lokale popmuziek en dure restaurants. Sam bleef zitten waar ze zat en zit er nochtans steeds. Wat vaker zocht ik haar op en dikwijls werd het laat. Dan bleef ik bij haar slapen en nam ik de dag daarna de eerste trein weer terug naar huis. Niet dat ik daadwerkelijk sliep. Dan dacht ik aan al die brieven die op de bodem van de Maas liggen. Brieven en viltjes die nu door vissenogen werden gelezen. Het zweet brak me uit bij deze gedachten en Sam voelde dat in haar slaap. Ze aaide me over de rug en dat vond ik prettig. Zo kon ik toch nog een aantal uurtjes slapen.

Een hele zomer lang met Sam. En nooit of te nimmer heeft ze mijn brieven gelezen. Thans is het december. Ik durf te wedden dat je deze brief leest in een verwarmde kamer, met de vrouw naast je op de bank en een glaasje brandewijn op tafel, terwijl op de achtergrond een spannende speelfilm je af en toe van mijn brief afhoudt. Je hebt het mooi voor elkaar makker. Is het allemaal nog gelukt met de verbouwing in huis? Is het er allemaal mooier op geworden?

In de herfst vertrok ik uit Maastricht omdat ik in de winter het liefst in Sittard verblijf (als het toch in eigen land moet). Hoewel, dat is eigenlijk gelogen. Mijn vriendin (waar ik dus géén, ik herhaal, géén seksuele relatie mee had) en ik wilde eens apart van elkaar wonen en zo geschiedde.

Na niet al te lang zoeken vond ik een anti-kraak woning in Sittard. Mooie stad trouwens. Veel gemoedelijker dan Maastricht uiteindelijk. Gemoedelijk... onvoorstelbaar dat zoiets uit mijn vingers getikt komt. Ik word oud, Bas. Hoe het ook zij, ik woon nu in een oud afgedankt klooster. Het is er in de avond en vooral 's nachts steenkoud en de ruimte die ik heb gekregen is eigenlijk veel te groot. Heel mijn meubilair valt in het niets. Het is er kaal en vrij donker. Bovendien ruikt het er muf en naar onverwerkt nonnenleed. Mijn kamer ligt bezaaid met brieven. Brieven aan Sam. Die ze nooit mag lezen. Maar bij gebrek aan Maas slingert het dus hier maar wat chaotisch in het rond.

-----------------------------------------------------------
Liefste,

Afgelopen nacht droomde ik van jou in een niet nader te noemen omgeving. Je was verdrietig maar je hart kon niet meer spreken. Het was gesloten. Net als je lippen die me niet durven te vertellen dat je van me houdt. Je was verdrietig en ik kreeg je maar niet getroost. Tranen zag ik niet, want je bent bang voor kwetsbaarheid. Maar je buikje deed pijn en dan weet ik genoeg.

-----------------------------------------------------------

Kijk ik naar buiten, dan schijnt de maan recht in mijn gezicht. Ik heb grote ramen, Bas. Ik woon immers in een klooster (ja, ik help je er even aan herinneren omdat je wellicht ondertussen die spannende film op tv aan het volgen bent en dan kan het gebeuren dat je belangrijke details uit mijn schrijven dreigt te vergeten). Zou zij ook de maan zien? Op het moment, 'as I write'?

-----------------------------------------------------------
Mijn beste,

Uren heb ik voor het raam gestaan en gestaard naar het enige lichtpuntje in de volle duisternis. De maan. Daar zijn mensen op geland. Of was het trucage? Je houdt van me, toch? Of is het trucage?
-----------------------------------------------------------

Wanneer mag ik weer eens op bezoek komen, Bas? En van je heerlijke soep genieten. Als geen ander maak jij soep. Ik heb trouwens nog een tiental half afgemaakte brieven voor je. Vol angsten, oneerbare voorstellen, jaloezie, angst en twijfel. Ik zal ze bundelen en de spelfouten er zorgvuldig uithalen. Haal jij dan de ballen uit de soep? Ik eet alweer geen vlees meer.

Hoop snel iets van je te horen,

Je Verloren Zoon.