Eerbetoon

De voetbalwereld is behoorlijk groot. Wie op wil vallen in het bonte gezelschap spelers, trainers, bestuurders, bondslieden of arbiters, doet er goed aan een verhaal te hebben. Liefst een goed verhaal. De supporters en volgers smullen van de anekdotes over de hoofdrolspelers in de mooiste sport ter wereld. Wie minder interessant is, kan best populair zijn. Maar op de lange termijn leggen de kleurloze types het altijd af en dat is op zich niet vreemd. Zij hebben geen verhaal, in ieder geval niet zo aansprekend als de rest. Het is de reden waarom iemand als Tomás Galásek door de meeste Ajax-supporters vermoedelijk al weer een vage herinnering is.

Ook de laatste weken wemelt het weer van de anekdotes. Andy van der Meyde die naar het ziekenhuis moest omdat iemand tijdens een avondje stappen iets in zijn drankje gedaan zou hebben, waarna tot overmaat van ramp zijn hond ook nog werd ontvoerd. André Ooijer die zich ziek meldt bij PSV om een transfer af te dwingen. Wesley Sneijder die een interland mist omdat zijn vrouw elk moment kan bevallen, inmiddels nog altijd geen vader is, maar gedreven op de wolk van liefde die het aanstaand vaderschap met zich meebrengt de ene na de andere bal de kruising injaagt. We zien de pikante details aan de overgang van Mark van Bommel naar Bayern München, uitgerekend de club die het afscheid van zijn grote criticaster Johan Cruijff vergalde. Mooi de winnende maken tegen Barcelona in de Champions League straks, dan is de rekening vereffend. Er wordt gegniffeld om de financiële problemen van Feyenoord, de veelbesproken Patrick Kluivert maakt de tongen los als hij alleen maar in verband gebracht wordt met PSV. Op kleinere schaal was er ook nog de Israëlische Nederlander Shmuel Sheimann, die in de zomer van 2005 naar zijn geboorteland trok om er prof te worden, maar vervolgens meer in de schuilkelders zat dan op het trainingsveld stond. Inmiddels is hij terug bij amateurclub Kozakken Boys. Zoals de aanstaande interland van Oranje bij Wit-Rusland direct het verhaal van 1995 en de naam Sergei Gerasimets oproept.

Het zijn verhalen die ook vaak weer opduiken als de hoofdpersoon komt te overlijden. Vorig jaar had iedereen nog wel een mooie anekdote over George Best en onlangs kwam iedere zichzelf respecterende voetballiefhebber wel met zijn herinneringen aan Faas Wilkes over de brug. Faas was echter niet de enige markante persoonlijkheid uit het vaderlandse voetbal die het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Zoals bekend overleed ook de voormalig topscheidsrechter John Blankenstein na een ziekbed op veel te jonge leeftijd. Blankenstein was een opvallende arbiter. Hij kwam, overigens net als Ignace van Swieten, openlijk uit voor zijn homoseksualiteit. In de voetballerij nog altijd een flink taboe, dus dat was een daad van moed. Blankenstein heeft wel eens gezegd dat hij hoopte dat hij een voorbeeld zou zijn voor anderen, voornamelijk voetballers. Die zijn tot op heden nog niet uit de kast gekomen, op de al tijden gestopte en relatief anonieme Wensley Ton na.

In die zin slaagde Blankenstein niet, als arbiter echter wel. In zijn beste jaren hoorde Blankenstein tot de internationale top. Hij had precies die kwaliteit waar het altijd over gaat als een scheidsrechter een fout maakt, namelijk het "fluiten in de geest van de wedstrijd." Blankenstein herkende emoties bij voetballers en zag dingen door de vingers. Sterker nog, hij diende de heren vaak komisch van repliek als de stoom uit hun oren kwam. De fameuze anekdote rond toenmalig aanvoerder van Vitesse Edward Sturing, die Blankenstein in het heetst van de strijd toebeet dat hij niet kon fluiten, deed weer regelmatig de ronde. Voor hen die het verhaal niet kennen, Blankenstein antwoordde slechts droog dat hij dan bij de goede wedstrijd was, want Sturing en consorten konden volgens hem ook niet voetballen. Het was een voorbeeld van een kwaliteit die niet aan te leren is. Tegenwoordig is deze helemaal zeldzaam. Dick Jol kan het nog, maar dan is het al ongeveer klaar. De Pieter Vinken van deze wereld trekken op een dergelijk commentaar ongetwijfeld direct de gele kaart.

Zijn grootste deceptie was het mislopen van de finale van de Champions League in 1994. AC Milan protesteerde, omdat opponent Barcelona wat Nederlandse inbreng kende en dan wellicht door Blankenstein bevoordeeld kon worden. Hij heeft het nooit echt kunnen vergeten. Vergeten kan men bij de KNVB blijkbaar beter. Want Blankenstein was na zijn actieve loopbaan nog in dienst voor de voetbalbond en deed de nodige dingen op het scheidsrechtersvlak. Hij was, zoals Wilfred Genee afgelopen zondag nog opmerkte, een icoon. Helaas vond de voetbalbond het niet nodig om deze markante man met zoveel verdiensten voor de sport een passend eerbetoon te geven. De minuut stilte in sommige stadions was op initiatief van de clubs. De KNVB deed maar weer eens of de neus bloedde en deed daarmee Blankenstein tekort. Gelukkig zijn er echter de verhalen, die de herinnering aan deze uitstekende arbiter in leven houden. En eigenlijk is dat het mooiste eerbetoon dat je kunt krijgen.