Door te doden, leert men te leven

Voormalig FOK-columnist Tha_BlonT stuurde via de Columnsubmit de volgende column in:

Ooit had ik een luchtdrukpistooltje. Met ijzeren kogeltjes. Vanuit mijn raam schoot ik een vogeltje neer. Het duikelde naar beneden. Ik schrok me kapot - nooit verwacht dat ik hem zou raken. Ik snelde naar beneden, stond met tranen in mijn ogen bij een snelbewegende snavel in doodsnood. Met mijn gezicht afgewend gaf ik hem het genadeschot. Het pistool gooide ik weg, nooit zou ik meer doden. 's Avonds at ik een slavinkje, gebakken door moeder.

Vroeger zag ik ze nog wel eens rijden. Stinkende wagens vol met levende veren. Vijf, zes in een hok van één bij één - geen één hoog. Nu rijden ze enkel nog maar 's nachts. Mensen voelden zich daar niet lekker bij en mensen die zich niet lekker voelen eten minder. Rust hebben mensen nodig. Alles moet gedaan worden om niet te laten merken waar vlees vandaan komt. Alle weiden staan leeg, slachthuizen zijn hermetisch afgesloten. Bloed vloeit nergens meer in het slagersputje.

Ik wil dat iedereen zijn vleeseetbewijs haalt. Op 12-jarige leeftijd zal er gedood moeten worden. Maakt me niet uit wat het is, als het maar twee ogen heeft die iemand zielig kunnen aankijken en het luidkeels spartelt tegen zijn dood. Ik heb dan ook niets te maken met huilende kinderen. Als we niet meer ons eigen vlees kunnen doden zijn we een ras dat zelf ten dode is opgeschreven.

We eten vlees. Gigantische bergen vlees van dieren, vaak onder embarmelijke toestanden gefokt en geslacht. Maar hoe we eraan zijn gekomen, daar staat niemand meer bij stil. Ik ben geen activist. De natuur doodt zelf, als onderdeel van de kringloop van het leven. Maar ik kan me niet meer ontrekken aan het feit dat ik een lafaard ben. Zielig vind ik het, om te doden. Een beetje eng ook. Vroeger kreeg je daar de pot niet mee vol.

Eten of gegeten worden, dat hoeft voor mij niet meer. Ook hoeft die proeve van bekwaamheid niet op het scherpst van de snede gedaan te worden - geen eerlijke strijd meer tussen mens en dier. Iedereen die daar wel van gecharmeerd moet het vooral eerlijk doen - en niet op de Spaanse manier. Nee, we mogen van mij best trots zijn op domesticatie. Een kind van 12 jaar mag de knop induwen die de hakbijl bedient. Zolang het verband tussen die éne druk en de dood van het dier duidelijk is. En daarna villen - bakken - eten. Dat zorgt voor respect voor het leven.

We nemen te veel zonder er bij na te denken. We zijn de zelf uitgeroepen heersers van de aarde, maar ons koninkrijk is overzichtelijk verpakt in gele kartonnetjes bij de supermarkt. Het is geen teken van beschaving dat we zelf niet meer hoeven te doden. Het is een teken van geestelijke armoede en een ontkenning van het leven. Als we niet zonder vlees kunnen moeten we daar ook de consequentie van het doden voor lief bij nemen. Het liefst zo vroeg mogelijk. Want jong geleerd, betekent oud gedaan. En dan heb ik het niet over doden, maar over respect.

In derde wereldlanden hangt het nog buiten in de zon. Varkens, geiten, kippen. Op feesten wordt publiekelijk geslacht. Kinderen er omheen. Bloed vloeit rijkelijk. Een beest in doodsnood is geen fijn gezicht - of gehoor. Maar het moet. En geen kind met een trauma. Ze weten. Willen wij leven, dan zullen wij moeten doden. Zo is het millenia lang gegaan. Nu kijken onze kinderen naar schattige beestjes op de kinderboerderij - wordt Flappie niet langer met kerst uit het hok gehaald. Mijn generatie is opgegroeid zonder te doden, zonder te voelen, zonder te weten. Dat vind ik ernstig.

De tekenen van overmoed in de mens zijn overduidelijk. De aarde takelt af bij gebrek aan respect. Maar weinigen trekken bewust aan de bel. Afstand tussen de vervulling van onze eerste levensbehoeften en het materialistische leven is daarvan één van de oorzaken. Die afstand moet weer worden verkleind. Anders gaan wij ten onder aan overdaad, die daadwerkelijk schaadt.

Een betere wereld begint bij mij. Voor het eind van de zomer heb ik een vleeseetbewijs - of ben ik veganist geworden.