Jongensboek

Onrustig loop ik heen en weer tussen mijn cd-speler en de computer. Mailen, repeteren, een stukje voor op de website en niet in de laatste plaats een vriendin die zo meteen met me uit eten wil. Maar zodra ik twee dingen tegelijk moet doen, slaan bij mij de hersens op tilt. En aangezien het hier vier verschillende activiteiten betreft, ben ik de klinische hersendood nabij. Gelukkig heb ik een gladde vloer zodat ik steeds het laatste stukje op mijn sokken kan glijden. Scheelt weer. Efficiency van een hogere orde in dit crisiscentrum.
Niks komkommertijd bij mijn bandje dus. Waar normaal gesproken de zanger en ik elkaars voicemail vervuilen met refreintjes, tweede stemmetjes, poëtische zinnetjes en introotjes, spreken we deze dagen voornamelijk in wie zich waar op welk moment moet melden. Interviewtje hier, repetitietje daar en ga zo nog maar even door.
De Keiweek is nog niet begonnen en ik voel me al beroemd. Moet ik mijn handtekening nog oefenen? Of zal ik gewoon met mijn voornaam tekenen; ik krijg doorgaans 3 keer per kwartaal mijn ondertekende acceptgiro's van de bank retour omdat mijn handtekening niet klopt. Wellicht moet ik toch internetbankieren eens overwegen. Met het risico dat ik in het vervolg mijn elektronische handtekening op meisjesbuiken, T-shirts en slipjes zet.
Hoe anders was alles een paar maanden geleden. Toen we besloten er een punt achter te zetten. Hoewel, een punt? Meer een tijdelijke komma. Met nieuwe muzikanten in de bijzin.
Ik herinner me de mooie momenten, maar ook het repeteren wat steeds meer op 'nee-peteren' begon te lijken; vooral niet repeteren dus. Helaas werd dat de week erna wél weer gerepeteerd.

Een fragment:

Iedere week rijd ik op mijn fietsje de stad door op weg naar de toetsenist van mijn bandje. Een heerlijk avondje musiceren wacht. Terwijl het licht op rood springt, dwalen mijn gedachten af naar de hit die we net die avond zullen gaan bedenken. Het deuntje van de top veertig en de bijbehorende echo 'nummer één, nummer één, nummer één één één' gaan in gedachten vooraf aan een door mij bedachte intro. Een kruispunt later schiet me te binnen dat ik nog spijkertjes moet kopen. Een gouden plaat moet wel hangen natuurlijk.
Zo'n egotripje naar de toetsenist blijkt louter eenrichtingsverkeer.
"Op het toilet. Daar moet ie hangen," besluit ik als ik mijn fiets vastketen aan een hekje.
Ik ben doorgaans een kwartier te laat. Wél 'rock 'n roll'. Níet goed voor de irritatiegrens van je medemuzikanten. Een wekelijks terugkerend fenomeen doet zich voor als onze drummer de deur opent. Wij begroeten elkaar met een vinger. De middelste. Dit doen we al acht jaar zo. Ik vraag me meestal pas na die tijd af waarom we dat doen. Als geconditioneerde apen voeren we bepaalde standaard handelingen uit, die al veel te lang tot ons vriendschapsrepertoire behoren.
Ik worstel me langs een oude fiets die troosteloos in de hal staat geparkeerd en begroet onze toetsenist. "Te laat!" constateert hij terwijl hij z'n koffertje oppakt.
Eenmaal aangekomen in het repetitiehok blijkt er niemand aanwezig. Tien voor acht. Vast wat vertraging. Ik ken dat wel.
Toch zitten we niet veel later met zijn vijven aan de koffie. Soms zorgt iemand voor koekjes. Soms ook niet. "Lekkere koffie," melden we onze toetsenist. Hij glimt van trots.
Het is inmiddels tien voor half tien en er is nog geen noot gespeeld. Er is al wel heel veel over muziek gepraat. En over ons werk. En over de kinderen. En over gevoelens. Het is al met al een heel gevarieerd programma. Soms met live muziek. Ik ben laatst zelfs een keer mijn gitaar vergeten. Het was niemand opgevallen.
Onze drummer begint nerveus met zijn vingers te tikken. "Biertje," oppert hij? De avond kan los.
We sluiten de vergadering en plannen gelijk een volgende bijeenkomst: "Kwart voor tien pauzeren?"

Nu is alles anders. Nieuwe mensen, nieuw geluid en vooral nieuw elan. Én ondanks mijn klaagzang heb ik weer dat oude gevoel terug. Dat constante gevoel dat er iets heel moois aan zit te komen. Het jongensboek is weer geopend. Of tenminste aan een nieuw hoofdstuk begonnen.