De oorlog van nu

Wij zijn in oorlog en de vijand is onder ons. Als ik de zin langzaam en zachtjes voor me uit prevel wordt hij gruwelijker naarmate ik hem vaker herhaal. Zoals sommige woorden iets grappigs en betekenisloos krijgen als je ze een paar keer achter elkaar zegt en zoals de waarheid geschapen kan worden door hem louter te benoemen, zo lijkt de oorlog van nu onwezenlijker naarmate je er vaker over praat. Het is een oorlog die we niet hebben gewild, maar waarover bijna iedereen wel ergens een knagend gevoel heeft dat we er op mondiaal niveau indirect zelf mede verantwoordelijk voor zijn.

Het is een oorlog waarin wij niet vechten, maar waarin we wel op ieder moment slachtoffer kunnen worden. Het is een oorlog waarin de motivatie en de doelen niet altijd even helder en eenduidig zijn, maar waarin de middelen onze ziel doorsnijden als scherp geslepen messen. Het is een oorlog die gevoerd wordt door mannen met namen uit de sprookjes van duizend en één nacht, maar waarvan de achternaam altijd tot één onheilspellende letter met een punt erachter wordt beperkt. Het is een oorlog die met geen enkele oorlog te vergelijken valt; we weten niet hoe, we weten niet tegen wie, we weten nauwelijks precies waaróm.

Experts op het gebied van terrorisme, deskundigen op het gebied van het Midden-Oosten, nieuwsduiders op het gebied van de islam, één voor één paraderen ze langs en schuiven ze aan bij de spreekstalmeesters van 's lands actualiteitenrubrieken. En er is er geen één die ons iets zinnigs kan melden. Bij mij roepen ze steeds weer associaties op met de hilarische dr. Clavan, de door Kees van Kooten in het leven geroepen Oost-Europa deskundige die de naar kennis en inzicht dorstende kijker in de jaren negentig altijd weer handig met een kluitje in het riet wist te sturen, door de hem gestelde vragen te beantwoorden met een herformulering van de vraag die hij kreeg. De deskundige onmacht om de zaken helder te duiden en van een betekenis te voorzien, kan de algemeen gevoelde machteloosheid alleen nog maar versterken. Een machteloosheid die zijn uiting vindt in een radeloze en redeloze angst.

Het enige dat we wel zeker weten is dat deze mondiale oorlog geen ver-van-onze-bed-show meer is, maar uitgevochten wordt in de bussen en de metro's waarmee wij dagelijks naar ons werk gaan. De fietsverkoop in Londen is na de recente aanslagen verdubbeld omdat mensen zich niet meer willen laten vervoeren door dé symbolen van de Britse hoofdstad; de subway en de dubbeldeksbus. Teruggevochten wordt er inmiddels ook; vorige week schoot de politie gericht een Braziliaan vijf keer door het hoofd omdat men dacht dat hij een bom tot ontploffing wilde brengen. Later bleek dat helemaal niet het geval te zijn geweest.

Toen Pim Fortuyn werd vermoord door een waanzinnige bij wie een draadje in zijn hoofd was los geschoten, riepen de commentatoren in koor dat Nederland zijn onschuld was verloren. Toen leek mij dat allemaal wat overdreven. Inmiddels lijken we onze onschuld daadwerkelijk te zijn verloren. Zoals de onfortuinlijke agenten vorige week stijf van de zenuwen, gek van de stress en met een 'shoot-to-kill' opdracht op zak de nog veel onfortuinlijkere Braziliaan liquideerden, zo turen wij met een hoofd vol radeloze en redeloze angst wantrouwend om ons heen, liquideren elkaar met onze blikken en vernietigen de laatste restjes verdraagzaamheid en begrip die er tussen de bevolkingsgroepen nog over was. En dat terwijl bij ons de oorlog van nu nog maar net is begonnen.