Fluiten in de onderbond

Het is zaterdagmorgen, zo tegen twaalf uur. Monter fluitend zwiep ik mijn sporttas in de auto en begeef ik me op weg naar een sportterrein, ergens in de buurt van Rotterdam. Mijn vrouw gaat al jaren niet meer mee, dus geef ik haar nog een zoen en zwaai nog eens luchtig als ik de wagen de straat uit draai. Vol spanning stuur ik richting het opgegeven adres. Wat zal deze sportmiddag weer gaan brengen?

Ik ben de enige die niet kan winnen of verliezen vanmiddag. Ik ben namelijk geen voetballer, maar arbiter. Scheidsrechter, ook wel. Mijn eigen voetballoopbaan was niet zo succesvol, dus ben ik me op twintigjarige leeftijd al gaan toeleggen op het fluiten van wedstrijden. Ik ben begonnen bij de jeugd en langzaam ben ik steeds verder doorgestroomd. Inmiddels fluit ik eerste elftallen, in de onderbond. Het niveau van die ploegen is meestal vrij bedroevend, maar ik ben er aan gewend geraakt. Bovendien, elke scheidsrechter begint onderin.

Als ik na een klein uurtje het sportterrein opdraai, merk ik al dat het weer een bijzondere wedstrijd kan worden vandaag. Er hangt al een dreigend sfeertje. De thuisploeg moet winnen om in de race om het kampioenschap te blijven, zo lees ik op een verkreukeld stuk papier aan een naar rook ruikend prikbord in de kantine. Hoewel het pas één uur is, zie ik al de nodige glazen bier van eigenaar verwisselen. Ze dienen als spoelmiddel voor de weke patat, de slappe frikandellen en de wat donker ogende kroketten. Een jeugdleider vloekt dat zijn E-pupillen "allejezus slecht" hebben gedekt en dat ze op de training maar eens "op de flikker moeten krijgen". De voorzitter heet me welkom, biedt me een biertje aan en is verbaasd dat ik de voorkeur aan Spa rood geef. Zuchtend gaat de dame achter de bar op zoek. Terwijl de voorzitter me bijpraat en vertelt welk veld er bespeeld zal worden en waar de kleedkamers zijn, komt de barvrouw na een paar minuten terug met een flesje Spa rood. Volgens haar ben ik de eerste in drie maanden die dat bestelt. Ik bedank haar en zoek de kleedkamer op.

Bij het betreden van het veld zie ik beide teams al druk warmlopen. Ik controleer de doelen, constateer dat het veld een drama is en dat het wel eens een heet middagje kan worden. De thuisploeg bestaat namelijk grotendeels uit types die je als rouwdouwers kunt bestempelen. Hoewel feitelijk verboden, besluit ik toe te staan dat drie van hen de oorringen inhouden. Aan een noppencontrole waag ik me al niet meer. De gasten vormen helemaal een bont gezelschap, van blanke kantoorklerken tot Marokkanen en Surinamers.

Ik fluit en roep de aanvoerders bij me voor de toss. De aanvoerder van de gastheren geeft me een dusdanig ferme handdruk dat ik de fluit de rest van de wedstrijd maar in de linkerhand moet houden, terwijl de aanvoerder der gasten al even onder de indruk lijkt van het fysiek van deze man, die zich als Arie voorstelt. Ook Aries onderarmen zijn volledig gevuld met inktversieringen. Sierlijke letters vormen de naam van Yvonne. Al na een paar minuten wordt me duidelijk dat de geblondeerde dame in panterjas langs de zijlijn Yvonne moet zijn. Zij schreeuwt haar Arie naar voren, bijgestaan door andere spelersvrouwen. Het veld stroomt al snel vol en mijn fluiten wordt al binnen het kwartier heftig bekritiseerd door zowel spelers als fans. De eerste "blinde homo" valt na achttien minuten te noteren en gaandeweg worden de verwensingen aan mijn adres onvriendelijker. Het is precies de reden waarom mijn vrouw niet meer meegaat. Desondanks overleef ik de eerste helft zonder kleerscheuren, al heb ik een zuivere strafschop voor de bezoekers maar laten lopen. De voorstopper knikte goedkeurend, dus ik win iets aan sympathie.

Na rust wordt het lastiger, want de keeper van de gasten steekt in goede vorm. De thuisploeg speelt steeds harder en laat zich ook verbaal gelden. Iedere tegenstander wordt voor "kolereturk" uitgemaakt en iedere speler die het nog waagt een poging te ondernemen het doel van de thuisploeg te bereiken, wordt meedogenloos onderuit gehaald. Ik fluit er half om half voor en heb het geluk dat de gasten nauwelijks reageren op mijn optreden. Daar zijn ze simpelweg ook te bang voor. Vijf minuten voor het einde besef ik dat ik moet ingrijpen, wil ik mijn lijf en auto redden. De thuisploeg weet de goal namelijk nog altijd niet te vinden. Zwetend bedenk ik wat ik moet doen. Al te veel tijd bijtellen lijkt me geen optie en het vlagsignaal van de grensrechter negeren heeft niet geholpen. In de slotminuut verzin ik een handsbal, waarna aanvoerder Arie zelf van elf meter het vonnis voltrekt. Direct na de aftrap fluit ik af. Arie bedankt me voor de leiding en maakt zijn excuses voor de verwensingen van de supporters. "Dat heb je met die wijffies, die zijn fanatiek." Ik knik begrijpend.

Ik kan nu in ieder geval in alle rust douchen en krijg zelfs nog een Spa rood aangeboden in de kantine. Speciaal voor mij uit de kelder gehaald. De voorzitter zegt dat ik een verademing ben, tussen al die slechte arbiters. Stilzwijgend aanhoor ik de complimenten. Als ik wegloop krijg ik nog een schouderklop van Arie, die me bijna een hernia bezorgt. Ik zie mijn auto, die nog in dezelfde staat verkeert als voor de wedstrijd. Terwijl ik wegrijd, vraag ik me af of mijn vrouw gelijk heeft, wanneer ze stelt dat ik wel een beetje gek moet zijn. Ik concludeer dat ze gelijk heeft, maar besef op hetzelfde moment dat ik volgende week weer een middag als deze zal hebben. Het fluiten zit nu eenmaal in mijn bloed en op een dag zal ik het niveau van de onderbond toch wel ontstijgen? Ik weet dat ik mezelf nu voor de gek houd, aangezien er nooit een rapporteur aanwezig is om de KNVB over mijn vorderingen te tippen. Nee, die Champions League-finale is nog erg ver weg. Maar ooit zal ik er komen. Bovendien heb ik door het stoppen van Anders Frisk al één concurrent minder...