Kutcarnaval, stik lekker in je eigen kots

In mijn leven heb ik slechts eenmaal carnaval gevierd en dat was eenmaal te veel. Alaaf! Alaaf! Geweldig was dat, echt su-per! NOT! Nou ja, het begint wel leuk. Je ziet namelijk nergens zo’n verzameling randdebielen bij elkaar. Die katholieke hypocriete zuiderlingen mogen na een jaar braaf de kerk te hebben bezocht helemaal uit de band springen. En dat doen ze dan ook. Verkleed in een clownspak lekker vier dagen zuipen, neuken en vreemdgaan tot je er bij neervalt. Schni Schna Schnappi, hahahaha, hedde gij voor mij nog een pilske? Alaaf! Alaaf!

Maar ik had het over mijn deelname aan dat gedoe daar in Brabant en omstreken. Het was 1993 en ik was jong en onbezonnen. 22 jaar en wat wil je als gezonde jongen van die leeftijd zonder vriendin. Juist, neuken! Mijn beste vriend woonde in Eindhoven en zatermiddag vetrok ik met de trein vanuit Schagen richting Lampegat. Alaaf! Alaaf! Al in Utrecht stapten de eerste verkleedde mongolen in de trein, wijn erbij muziek aan, gezellig hoor. Ik was niet verkleed want de plaatsvervangende schaamte was voor mij nogal groot zonder drank. In Eindhoven aangekomen verkleedde ik me dan toch maar in een Hawaï-shirt en zelfs de buschauffeurs waren getooid in een boerenkiel en je kon je fles apfelkorn gewoon meenemen en opdrinken. Uit de luidsprekers schalde Arie Ribbens. Hey Jongens, de obers hebben pauze, we zetten alle stoelen aan de kant! Alaaf! Alaaf!

Maar goed, ik was dus al twee uur in Eindhoven tijdens het carnaval. Mijn vriend was ik al kwijtgeraakt in de drukte (in 1993 hadden alleen patsers en pooiers een mobiele telefoon en wij waren beiden niet) en ik gewoon lekker aan het zuipen. Maar geneukt had ik nog steeds niet! Wat een stinkfeest dacht ik nog. En inderdaad, het zou een stinkfeest blijven. Wat een domme bezigheid. Heel Brabant en Limburg is namelijk één poel des verderfs geworden waar iedereen zich verkleedt in de meest domme outfits. Echt, ik stak er bij af in mijn shirt, en ìk voelde me al niet op mijn gemak, kun je nagaan. Kortom, ik stond er bij en keek er naar. Ik weigerde mee te doen in zo’n debiele polonaise waar je met zijn allen door de zaal heen staat te hossen op 'sjnagsnatweujen'.
Dienbladen bier kreeg je over je heen, en dan met je kletsnatte kleding buiten naar adem happen. Niemand keek verder naar me om en daar was ik al blij om. Totdat er een lelijk en bezweet wijf naar me toekwam, ze tolde en zong iets als 'wa'n lekker ding bende gij', terwijl er toch echt een ander plaatje op stond. Ik dacht nog, flikker op vies wijf. Maar ze drukte haar klamme lichaam op de mijne, boog haar rood aangelopen harses naar me toe en duwde haar opgezwollen tong in mijn mond. Die tong was smerig, klef, aangeslagen met verschaald bier en rook en speeksel van ongetwijfeld dertig andere dronken mannen en voor ik haar weg kon duwen helde ze naar achteren, kokhalsde en kotste over mijn shirt. In een reflex duwde ik die trut naar achteren, waarop ze uiteraard haar evenwicht verloor en met haar achterhoofd tegen de bar aankwam. Alaaf! Alaaf!

Ze ging meteen gestrekt en de meest nuchterige Brabo wees naar mij en riep: ‘Die Tamil sloeg Marianne zomaar in het gezicht. Pak die asielzoeker!
Voor ik me uit de voeten kom maken stortten zich vier clowns, zes Monniken, negen cowboys en twaalf Indianen op me. Alsof ik werd gegangbangd door de Village People. Ik kwam pas weer bij op straat, bloedend en werd hardhandig opgetild door de politie. Dat ik moest maken dat ik wegkwam.

Om me heen danste de meute gewoon door, Stratums Eind was één roes van drank, muziek en seks. En niemand keek naar me om, deze gewonde jongen uit de Noordkop. Misschien dachten ze dat het bloed bij mijn outfit hoorde. Maar waarschijnlijk zagen ze me niet staan omdat ze vonden dat ik er niet thuishoorde. Ik ben nooit meer teruggegaan. Sindsdien vier ik alleen nog maar kermis bij mij in de Noordkop, waar het er een stuk beschaafder aan toegaat, of dat nu in Schagen, Anna Paulowna of 't Zand is, hier respecteert met elkaar én het bier.

En wie niet van kermis in de polder houdt, heeft er verder geen last van. Van carnaval heeft heel Nederland last. Het openbare leven is ontregeld, het ziekteverzuim neemt schrikbarend toe en vooral die schijtmuziek hoor je overal. Nog steeds als ik de Havenzangers hoor, of de Deurzakkers of dit jaar Schnappi die Klotekrokodil, dan komt er maar een gedachte in me op: ik hoop dat jullie allemaal stikken in jullie eigen kots. Alaaf! Alaaf!