(Verg)eten



Dé oplossing bleek een soort kuur, injecties met hormonen die je opgeslagen vetten aanvallen, en gewoon niets, of bijna niets, meer eten. Nu zou je door die prikken ook geen honger meer hebben, dus het klonk allemaal als een fluitje van een cent.
Vet eten de eerste drie prikdagen was het advies, dat zou het dieet wel een handje helpen, en dat moet je natuurlijk niet zeggen tegen iemand die er net een week een 1000 calorieën dieet op heeft zitten. Mc Donalds, Burger king, Turkse pizza’s, repen chocolade, ijs, Thaise curry, cola, veel alcohol en gebakken eitjes maakten allen deel uit van die eerste dagen van de kuur.

Daarna begon het dieet van soepstengels, appels en vetvrije bouillon (nooit geweten dat een kopje oploskippensoep zo lekker kon zijn). Eigenlijk was dat dieet best vol te houden, ik viel inderdaad behoorlijk snel af, en ook die honger bleef redelijk goed weg. Maar ik was wel iets vergeten dat met eten te maken heeft, maar niets met honger.

Eten is gezellig, sociaal, een moment om even bij te kletsen, een reden om je vrienden te zien, en een manier om iets liefs of leuks voor elkaar te doen. Door samen met iemand iets te eten leer je die persoon beter kennen, zijn gewoontes, waar je zoiets al eens eerder hebt gehad, of dat je graag de Acropolis een keer wilt zien (als je een pita gyros verorbert).

Je hebt vast wel eens een flashback gehad naar die heerlijke tropische vakantiebestemming terwijl je een passievrucht uitlepelde, of die heerlijke herinnering aan je eerste echte liefde die een beetje chocolade-ijs van je kin aflikt. De bruine boterhammen met oude kaas een beetje mosterd en sla, die je moeder voor je maakte toen je naar de brugklas ging. De roze koeken die je in plaats daarvan at op het schoolplein.

Misschien heb ik een beetje een vreemde relatie met eten, maar ik ben vast niet de enige die er zo over denkt. Mijn huisgenoot zegt dat het huis niet hetzelfde was in de twee weken dat ik alleen maar appels at, en mijn vriendje heeft me op mijn eerste “na”-kuur-dag bonbons gevoerd in bed.
Ik heb de geur van carameliserende uien die langzaam het hele huis vult gemist, en de zelfs de veel te zoute currys van mijn roomy.

Twee weken, en ik was bijna vergeten hoe leuk eten is. Ik dacht dat ik het voedsel miste, maar ik miste het gezelschap, de tafel conversatie, het zoeken naar mooie ingrediënten, het struinen over de markt, opzoek naar de perfecte buffel mozzarella, of een mooie makreel. Samen koken, en een glaasje chablis tijdens een romantische film, of een biertje in de kroeg.

Nu, zes kilo lichter en twee weken kuur en drie dagenverder, zekerder, en actiever stel ik mezelf de volgende vraag: “ben ik verslaafd?” Ja, dat ben ik zeker, iedereen moet eten, anders ga je dood. Maar in deze westerse wereld, waar eten altijd aanwezig is en het niet louter een broodnodige energietoevoer meer is geef ik toe dat ik verslaafd ben, aan het gevoel van een aardbei of aalbes die uit elkaar knapt tussen mijn tanden, aan het samen zijn gevoel, aan het delen, en dat ik dat altijd zal zijn, en dat ik het nooit meer zal vergeten.