Column: India is een kutland

Ik haat India, ik haat het uit de grond van mijn hart. India is een kutland bij uitstek. Sorry dat ik het zo bot moet brengen en sorry voor iedereen die zich op één of andere manier wel heeft kunnen verbinden met dit halve continent, maar 1,2 miljard mensen die achter mijn geld aanrennen zijn in mijn optiek met name gewoon beangstigend vervelend.

Ik heb lang nagedacht of ik dit nu wel of niet ging toegeven, het kan namelijk net zo goed een aanpassingsfout van mij zijn, maar na een poosje rondreizen is het vrij duidelijk, India en ik zijn twee handen die niet op dezelfde buik moeten liggen.

Wat is er aan de hand zul je je afvragen. Geniet je niet van de schoonheid, mystiek en religieuze avonturen die het land te bieden heeft? Jazeker probeer ik ervan te genieten maar mijn genot wordt te vaak bedorven door een betegeld pad met oplichters, bedelaars, opdringere verkopers, corrupte reisbureaus, bureaucratie en ellenlange oncomfortabele treinritten. Hierdoor heb ik uiteindelijk geen greintje energie en respect meer over voor het land, de cultuur en de mensen die in totaal meer zouden te bieden moeten hebben dan heel Europa bij elkaar.

Ik word zo moe van die duizenden donkere ogen die me elke stap volgen en bekijken alsof ik van de dollarplaneet kom. Helaas blijft het niet bij kijken alleen, de uitgestrekte armen, lonkende ogen en schreeuwende aandachttrekkers zorgen ervoor dat je uiteindelijk heel goed weet dat je nooit van je levensdagen beroemd wil worden. India is verziekt tot op het bot door 1,2 miljard mensen die je maar niet met rust kunnen of willen laten. Oprechtheid en geinteresseerdheid gelden tot op het moment dat blijkt dat je ze geen geld gaat geven of niets van ze wil kopen. Dit gaat net zo lang door totdat elk hoekje, elk woordje en elk stapje ergerlijk wordt gemaakt door het constante idee dat je elk moment opnieuw genaaid, begeerd of aangesproken kan worden. Er is geen enkele manier om dit te ontsnappen, om anoniem rond te lopen. Vanaf het moment dat je je hotelkamerdeur dichtslaat is het oorlog, een stinkende vieze oorlog zonder regels en een massa donkerbruine koppen die allemaal maar één motto kennen; je geld of je reislust.

Ik voel me ronduit kut als ik voor de derde keer uit een trein stap (een trein die een column apart waard is) die me nu in totaal al zeker 4000 kilometer in anderhalve week heeft vervoerd. In de trein word je in principe minder lastig gevallen maar de ontheming die bezit neemt van mijn ziel na 36 uur lusteloos voor me te hebben uitgestaard is genoeg om me mentaal volledig te breken. Dit is met name vervelend voor de taxichauffeur die me staat op te wachten onder aan de trede en mij als makkelijke prooi ziet voor een extra zakcentje. Al mijn frustratie wordt in duidelijke toon omgezet als ik hem uitmaak voor oplichter, aansteller en een gore eikel. Hij kijkt me onderzoekend aan maar blijft erg vriendelijk bij de gedachte dat ik geen keus ga hebben en hij me toch gaat naaien.

Ik durf het moeilijk toe te geven, maar het ziet er naar uit dat India mijn meerdere wordt. Hier op mijn hotelkamer word ik overmand met een moedeloos laat-maar gevoel, een gevoel dat ik nog nooit heb gehad. Ik ben geen opgever, ik ben een strijder tot het bittere eind, maar dit gevecht is niet te winnen. Go-with-the-flow is het devies, maar in mij heerst een grote vorm van immense haat tegen alles wat me elke seconde lastig valt. Ik begrijp gewoonweg niet dat mensen op deze manier met zichzelf kunnen leven. Een riksjaprijs proberen te onderhandelen is maar een paar keer leuk, een vriendelijke man die alsnog dure gids blijkt minder, een negeerwedstrijd van een half uur met bedelkinderen is maar één keer grappig en om een corrupte politieman die me 20 euro lichter maakt voor het opsteken van een sigaret heb ik nog nooit kunnen lachen. De lijst gaat door en door, ik ben de spaarpot, zij de hamer.

Bleef het hier maar bij, maar India is niet alleen zelf ziek, het maakt jou ook ziek. De luchtvervuiling in elke stad doet je longen rotzooi ophoesten waarvan je niet wist dat je in staat was het te produceren, het eten kan elk moment van de dag verkeerd vallen, een treinrit is een gegarandeerde verkoudheid en een taxirit kan altijd je laatste zijn. Nu heb ik het nog niet eens gehad over de psychische ziekten die je overhoudt aan India waarvan pleinvrees de meest besmettelijke is. Een grote bruine massa die het zonlicht ontneemt en je scheidt van je reisgenote die waarschijnlijk op alle mogelijke manieren misbruikt gaat worden is een paranoide visie die onderdeel wordt van je dagelijkse wandelingen door magnifiek India. Ik vraag me steeds af of ik verwend ben.

Ik vraag me steeds af wat ik toch verkeerd doe. Waar is toch dat avonturiersgevoel? Waar is toch dat gevoel van bijzonderheid dat je hier mag wezen? Waar zijn toch die gevoelens die me al vier maanden lang op de been houden? Ik word langzaam een chagrijnige zeur die enkel maar loopt te klagen, een persoon tegenovergesteld van wie ik dacht dat ik was. Het enige positieve in mijn gedachten lijkt op dit moment simpel Nederland, een verlangen dat ik vier maanden uitgelachen en veracht heb.

Ik word gefrustreerd, waarom kan ik dit niet? Waarom word ik zo kribbig en onmogelijk bij de aanblik van een Indiër? Ligt het aan mij? Vast wel, elk probleem komt van twee kanten dus ergens heb ik schuld. Misschien ben ik niet relaxed genoeg, misschien ben ik niet reislustig genoeg of misschien ben ik niet avontuurlijk genoeg. Heel misschien ben ik gewoon een watje. Dat laatste zou mijn eer te na zijn, maar aan de andere kant heb ik het nu zo gehad met India dat dat me niet zo heel veel zou kunnen schelen. Scheldende kutlanden doen mij weinig pijn.

India moet ik echter één ding meegeven. Het heeft me tot nu toe geleerd dat ik niet alles kan wat ik wil, een les die Nederland me nooit heeft kunnen leren. Het is een hele wijze les, een les die ik waarschijnlijk ga vergeten als ik thuis ben en grote verhalen vertel, prachtige anekdotes die de luisteraar met een gevoel van bewondering zullen achterlaten. De mens is immers zo geschapen dat ze achteraf enkel de dingen die positief zijn vertellen. Voor het gemak veranderen we de negatieve onkunde gewoon in een immens mooi leerverhaal waardoor lijkt alsof het allemaal gepland was. Waarschijnlijk ga ik over een jaar India zelfs mooi vinden. Deze column zal dat echter verhinderen, een knoop in mijn digitale zakdoek:

India is een kutland en ik ben een watje.